Historie Marktpleinkerk

Monumentale kunst in Winschoten

De plaats Winschoten is vermoedelijk in de Middeleeuwen ontstaan op het hoogste punt van een zandrug die loopt van Meeden naar Wymeer in Duitsland. Rond 1270 wordt nabij de plek waar het riviertje de Rensel de oude heerweg van Münster naar Groningen kruist een romano-gotische bakstenen kerk gebouwd. De kerk, van het type enkel langs-schip, is waarschijnlijk gebouwd met behulp van de cisterciënzer monniken van de abdij Corvey aan de Weser.

De van oorsprong katholieke kerk wordt vanaf de Reformatie in 1594 als protestantse kerk gebruikt. De laatste pastoor, Gerardus Weemhof, gaat over tot de gereformeerde confessie en wordt zo de eerste predikant. Als hij in 1612 overlijdt, wordt zijn lichaam in de kerk begraven op de plaats van het voormalige altaar.

 

Treurige ontwikkelingen

In de loop der eeuwen heeft de kerk vele verbouwingen en veranderingen moeten doorstaan. Op de plek van het koor wordt een galerij gebouwd, rustend op vier fraai gesneden eikenhouten palen, zogenaamde standvinken, die zich nu in het Groninger museum bevinden.

In 1695 wordt een nieuwe zeskantige eiken kuipvormige preekstoel geplaatst. In dat jaar worden vermoedelijk ook de wanden van de kerk met hout bekleed en worden de gewelven uitgebroken en vervangen door een houten plafond in gedrukte boogvorm. Dit gewelfde dak maakt de kerk tweeënhalve meter lager. Door deze ingreep verdwijnt het verband uit het bouwwerk en gaan de muren uitbuigen en scheuren.

In 1776 wordt in de westgevel een nieuwe deur met rococo zandstenen omlijsting aangebracht. In de loop der eeuwen is het niveau van het omliggende kerkhof zo’n zeventig centimeter gestegen. De vloerhoogte in de kerk wordt hieraan aangepast, waardoor de kerk al met al de aanblik van een lange pijpenla begint te vertonen. In de loop der tijd wordt van een aantal ramen de kraalrand weggekapt, waardoor de ramen verbreed worden. In 1855 worden gietijzeren ramen in moderne stijl geplaatst met helder glas.

Tot slot wordt in 1884 de westgevel, waarin zich de hoofdingang bevindt, van een grauwe pleisterlaag voorzien.

 

Rijksbouwmeester Peters

De conditie van het kerkgebouw is rond 1900 dermate slecht dat het kerkbestuur plannen maakt de kerk te restaureren. Aan Rijksbouwmeester C.H. Peters wordt de opdracht verstrekt deze restauratie te leiden, tezamen met gemeentearchitect K. de Grooth. Cornelis Hendrik Peters (1847-1932) was een Nederlands architect en architectuurhistoricus. Hij is vooral bekend door zijn talloze ontwerpen voor postkantoren en andere overheidsgebouwen.

Peters beschrijft in de Groningsche Volksalmanak voor het jaar 1908 de kerk als volgt:

‘… een eenvoudig doophek omsloot de ruimte voor den preekstoel, daarnevens stond het kerkmeestersgestoelte met eenig lofwerk versierd, tegenover den preekstoel was een oud gestoelte met het wapen van de familie Viëtor. De champignon had de houten bevloering, de banken en de gestoelten aangetast en voor een groot deel zelfs verteerd en … de kerk binnen komende, waaraan behalve haar vier muren alles ontnomen was, wat haar vroeger onderscheidde, en waarin alles gedaan was om haar te ontsieren, kreeg men werkelijk een indruk van diep verval, van armoede, van eene Protestantsche kerk op haar minst.’

Peters maakt een ontwerp voor de restauratie en nadat met behoorlijk wat inspanning de  financiering rond is, kan in de loop van 1905 met het werk worden begonnen.

 

Restauratie

Naast het maken van een nieuwe, beschoten kapconstructie was het voornaamste gedeelte van het restauratiewerk gelegen in het opnieuw met stenen meloengewelven overdekken van de kerk. Hiertoe moesten de pijlers in verband met het metselwerk van de zijmuren worden opgetrokken omde zware last van de gewelven te kunnen dragen en om opnieuw verband in de kerk te kunnen aanbrengen. De houten bekleding van de wanden, de aangetaste vloeren, banken en gestoeltes werden verwijderd, evenals de galerij.

De muren en ramen werden zoveel mogelijk in de oorspronkelijke staat hersteld. Naar goed gebruik werden de nieuw te gebruiken stenen in een iets donkerder kleur rood gebakken, zodat nog altijd goed onderscheid te maken is tussen de oorspronkelijke en de nieuw aangebrachte stenen. De zeskantige eiken hangpreekstoel met zijn grote klankbord werd helaas verkocht aan de grote kerk te Monnickendam en vervangen door een vrijstaande preekstoel met bijbehorende trap van gebakken siersteen.

In de kerk werden eenvoudige vrijstaande eiken stoelen geplaatst. Van de grafstenen die onder de vloer werden aangetroffen, werden achttien stuks, waaronder die van pastor Weemhof, zoveel mogelijk gerestaureerd en rechtop tegen de wanden van het koor geplaatst. De westgevel van de kerk werd opnieuw opgemetseld en van een nieuwe ingang voorzien. De rococo deur met zijn omlijsting werd als een tussendeur binnen in de kerk geplaatst.

Peters schrijft voldaan in de Groningsche Volksalmanak:

‘De kerk heeft nu haar vorm, haar kleur, haar proportie en ook de charme, het cachet, het echt kerkelijke herkregen, dat zij gedurende drie eeuwen heeft moeten missen.’

en hij besluit met:

‘Eerlang zal het oude gebouw weder als voorheen geheel tot zijn recht komen en een sieraad zijn voor het plein, waarop het staat, voor geheel Winschoten, wier waardevolste, wier eenig nog sprekende getuige het is uit haar vroegste verleden.’

Ter herinnering aan de restauratie van 1905-1907 is in 1910 in de noordwand van de kerk een tegeltableau aangebracht van Rozenburg keramiek.

 

Ds. Jakob Visser

Na de Tweede Wereldoorlog komt de toenmalige predikant van de Vrijzinnig Hervormde Gemeente Winschoten, ds. Jakob Visser, met het plan om in de kerk van Winschoten een kunstwerk geboren te laten worden. Juist in deze plaats en streek waar beeldende kunst niet rijkelijk voorhanden is, heeft hij het ideaal om aan de kerkelijke gemeenschap en tegelijk aan alle inwoners van Winschoten iets te schenken dat iedereen verheffen kan. Vervuld van deze wens komt hij in aanraking met Femina Schilt-Geesink, die in de loop van 22 jaar (1948-1970) een werk schept dat deze kerk tot waarlijk religieuze ruimte maakt. In de jaren zestig is de kerk opnieuw gerestaureerd, waarbij onder andere de preekstoel, het ‘eierdopje van Peters’, weer werd verwijderd en werd vervangen door een 18e-eeuwse kansel uit het inmiddels afgebroken kerkje van Oterdum onder de rook van Delfzijl.
In 1980 werd het exterieur van de kerk aangepakt, met name de goten en de muren.

 

Recente geschiedenis

In 1992 werden de Hervormde Gemeente en de Buitengewone Wijkgemeente samengevoegd tot de Nederlands Hervormde Gemeente Winschoten. Om meer gemeenteleden te kunnen herbergen werd de Marktpleinkerk van binnen volledig verbouwd. Er werd onder andere een nieuwe bakstenen vloer gelegd met centrale (vloer)verwarming, het keuken- en toiletblok werd gemoderniseerd en de indeling van de kerk werd aangepast, waarbij de preekstoel moest verhuizen van de zuid- naar de noordgevel. Dankzij die verbouwing kan nu de Protestantse Gemeente Winschoten, per 1 januari 2006 ontstaan door de fusie van de Hervormde Gemeente en de Gereformeerde Kerk van Winschoten, in de Marktpleinkerk samenkomen. Samen onder één dak; een dak dat in 2007 tijdens de voorlopig laatste restauratie ook al weer gerestaureerd werd.

In april 2007 werd gevierd dat de kerk honderd jaar daarvoor in ere werd hersteld en bij die gelegenheid komen ook de ramen van Femina Schilt-Geesink ter sprake. Haar man Johan Lodewijk Schilt, die haar bij al haar werk als glazenier terzijde stond, gaf de aanwezigen op een bijzondere wijze inzicht in wat deze kunstenares zo bezielde.

 

 

Over de ramen leest u meer in De weg van het licht. Over de gebrandschilderde ramen van de Marktpleinkerk te Winschoten van ds. B.L. van der Woude, Boekencentrum, cop. 2009. – 78 p. ISBN 978-90-239-2399-2. Bestelinformatie vindt u onder de pagina ‘publicaties‘.

Meer informatie over de kerk is ook te vinden op de website van Rijksmonumenten.

 

Orgel

Aan het einde van de zeventiende eeuw werd een klein twee-klaviers orgel gebouwd voor de Marktpleinkerk in Winschoten. Verdere informatie over dit orgel ontbreekt en ook de naam van de bouwer is onbekend. In 1866 werd het instrument verkocht en werd er geld ingezameld onder de gemeenteleden voor de aanschaf van een groter orgel, welke op een nieuw te bouwen orgelgalerij moest komen. De Utrechtse orgelbouwer Christian Gottlieb Friedrich Witte (1802-1876) kreeg de opdracht. De keuze voor deze orgelbouwer is verrassend aangezien er geen andere orgels van Witte stonden in Noord-Nederland. De reden voor deze keuze is dat de toenmalige organist (Klaas Middel) Witte aanbeveelt. Hij baseerde zich op informatie van zijn zoon (Pieter Middel) die organist was in Gouda en het werk van Witte goed kende. Op 29 september 1866 werd het contract getekend voor de levering van een orgel met hoofdwerk, nevenwerk en zelfstandig pedaal, voor een prijs van 9.370 gulden. In april 1868 werd het orgel in delen per schip van Utrecht naar Winschoten vervoerd. De feestelijke ingebruikname van het Witte-orgel vond plaats op 2 augustus 1868. Het orgel bevat 23 registers, verdeeld over een hoofdwerk, een nevenwerk en een zelfstandig pedaal. Meer informatie over het orgel kunt u vinden onder de pagina ‘Witte-orgel’. Ter gelegenheid van het 150-jarig jubileum in 2018 is er een dubbel-CD van het orgel gepresenteerd. Meer informatie hierover vindt u onder de pagina ‘publicaties’.