U kunt deze viering rechtstreeks (en later) bekijken via deze link.
Voorganger | Ds. Bert L. van der Woude |
Ds. Gert Wybe van der Werff | |
Lector | Lenie de Vries |
Organist | Mindert Kronemeijer |
Beeld & Geluid | Henk Kruizinga |
Koster | Wim Drent |
– De viering begint en eindigt in stilte –
Gebed van de Goede Vrijdag
v: Eeuwige, wees ons genadig
a: Op U hopen wij
v: Wees onze sterkte, iedere dag
a: en onze hulp in tijden van nood
v: Onze ziekten heeft hij op zich genomen
en onze smarten heeft hij gedragen.
Wij echter hielden hem voor een geplaagde,
een door God geslagene en verdrukte
maar om onze overtredingen werd Hij doorboord,
om onze ongerechtigheid werd hij verbrijzeld,
a: door zijn striemen is er voor ons genezing.
Lied: 942 Ik sta voor U in leegte en gemis
Ik sta voor U in leegte en gemis.
Vreemd is uw naam, onvindbaar zijn uw wegen.
Zijt Gij mijn God, sinds mensenheugenis,
dood is mijn lot, hebt Gij geen and’re zegen?
Zijt Gij de God bij wie mijn toekomst is?
Heer, ik geloof, waarom staat Gij mij tegen?
Mijn dagen zijn door twijfel overmand,
ik ben gevangen in mijn onvermogen.
Hebt Gij mijn naam geschreven in Uw hand,
zult Gij mij bergen in uw mededogen?
Mag ik nog levend wonen in uw land,
mag ik nog eenmaal zien met nieuwe ogen?
Spreekt Gij het woord dat mij vertroosting geeft,
dat mij bevrijdt en opneemt in uw vrede.
Open die wereld die geen einde heeft,
wil alle liefde aan uw mens besteden.
Wees Gij vandaag mijn brood zowaar Gij leeft
Gij zijt toch zelf de ziel van mijn gebeden.
Lezing van het lijdensevangelie volgens Lucas met de volgende rolverdeling:
E: Evangelist
J: Jezus
L: Religieuze en politieke leiders
A: ALLEN
Lucas 22: 47- 53
E: Terwijl Hij nog sprak, kwam er opeens een horde mensen aan. Voorop liep de man die Judas heette, een van de twaalf; hij ging naar Jezus toe om Hem te kussen. Maar Jezus zei tegen hem:
J: ‘Judas, lever je de Mensenzoon uit met een kus?’
E: Toen degenen die bij Hem stonden zagen wat er ging gebeuren, vroegen ze:
A: ‘HEER, ZULLEN WE ER MET HET ZWAARD OP LOS SLAAN?’
E: En een van hen haalde uit naar de dienaar van de hogepriester en sloeg hem zijn rechteroor af. Maar Jezus zei:
J: ‘Houd daarmee op!’ Hij raakte het oor aan en genas de man.
E: Tegen de hogepriesters en tempelwachters en de oudsten van het volk die op Hem afgekomen waren, zei Hij:
J: ‘U bent er met zwaarden en knuppels op uit getrokken om Mij te arresteren, alsof Ik een misdadiger ben! Dagelijks was Ik bij u in de tempel, en toen hebt u geen vinger naar Me uitgestoken, maar dit is uw uur, nu toont de duisternis haar macht.’
Lied: 561: 1,2,3 O liefde die verborgen zijt
O Liefde die verborgen zijt
in diepe stilten eeuwigheid,
erbarm U over ons bestaan,
het wordt verraden en verdaan.
Hoe achtloos in ons midden wordt
het kostbaar mensenbloed gestort
en in het onbarmhartig licht
het kruis des Heren opgericht.
De minsten van de mensen zijn
daar uitgestrekt in angst en pijn.
Tot aan het eind der wereld lijdt
Christus in hun verlatenheid.
Lucas 22: 54- 62
E: Ze grepen Hem vast en voerden Hem weg, en brachten Hem naar het huis van de hogepriester. Petrus volgde hen op een afstand. Ze staken een vuur aan midden op de binnenplaats en gingen eromheen zitten; Petrus voegde zich bij hen. Een dienstmeisje zag hem bij het vuur zitten, keek hem strak aan en zei:
A: DIE MAN HOORDE ER OOK BIJ!’
E: Maar hij ontkende het:
A: ‘MENS, IK KEN HEM NIET EENS!’
E: Even later merkte een ander hem op en zei:
A: ‘JIJ BENT OOK EEN VAN HEN’
E: Maar Petrus zei:
A: ‘WELNEE MAN, HELEMAAL NIET!’
E: En ongeveer een uur later zei nog iemand met grote stelligheid:
A: ‘ZEKER, DIE MAN WAS OOK IN ZIJN GEZELSCHAP, HIJ KOMT IMMERS OOK UIT GALILEA.’
E: Maar Petrus zei:
A: ‘IK WEET NIET WAAR JE HET OVER HEBT!’
E: En op datzelfde moment, terwijl hij nog sprak, kraaide er een haan.
De Heer draaide zich om en keek Petrus aan, en toen herinnerde Petrus zich de woorden van de Heer: ‘Nog voor vannacht de haan gekraaid heeft zul je Mij driemaal verloochenen.’ Hij ging naar buiten en huilde bitter.
Lied 561: 3,4
O Liefde uit de eeuwigheid
die met ons mens geworden zijt,
wij bidden, laat ons niet alleen
in al het duister om ons heen,
opdat ook wij o Heer U niet
verlaten in uw diep verdriet
maar bij U zijn in al de pijn
waarmee de mensen mensen zijn.
Lucas 22: 63 – 71
E: De mannen die Jezus gevangenhielden, dreven de spot met Hem en geselden Hem, blinddoekten Hem en zeiden:
A: ‘PROFETEER NU MAAR, WIE IS HET DIE JE GESLAGEN HEEFT?’
E: En ze zeiden nog tal van andere lasterlijke dingen tegen Hem. Toen het dag werd, kwam de raad van oudsten van het volk bijeen, hogepriesters zowel als schriftgeleerden, en ze leidden Hem voor in hun raadszitting. Ze zeiden:
L: ‘Als u de Messias bent, zeg het ons dan.’
E: Maar Jezus antwoordde:
J: ‘Als Ik het u zeg, gelooft u Mij toch niet. En als Ik een vraag stel, antwoordt u niet. Maar vanaf nu zal de Mensenzoon gezeten zijn aan de rechterhand van God, de Machtige.’
E: Toen zeiden allen:
L: ‘U bent dus de zoon van God?’
E: Hij antwoordde:
J: ‘U zegt dat Ik het ben.’
E: Ze zeiden:
L: Waarvoor hebben we nog getuigenverklaringen nodig? We hebben het immers zelf uit zijn eigen mond gehoord!’
Lied: 576a: 1,2 O hoofd vol bloed en wonden
O hoofd vol bloed en wonden,
bedekt met smaad en hoon,
o hoofd zo wreed geschonden,
uw kroon een doornenkroon,
o hoofd eens schoon en heerlijk
en stralend als de dag,
hoe lijdt Gij nu zo deerlijk!
Ik groet U vol ontzag.
O hoofd zo hoog verheven,
o goddelijk gelaat,
waar werelden voor beven,
hoe bitter is uw smaad!
Gij, eens in ’t licht gedragen,
door engelen omstuwd,
wie heeft U zo geslagen
gelasterd en gespuwd?
Lucas 23: 1 – 12
E: Ze stonden allen op en leidden Hem voor aan Pilatus. Daar brachten ze de volgende beschuldigingen tegen Hem in:
L: ‘We hebben vastgesteld dat deze man ons volk van het rechte pad afbrengt en de mensen ervan weerhoudt belastingen aan de keizer te betalen, en dat Hij van zichzelf zegt dat Hij de Messias is, de koning.’
E: Pilatus vroeg Hem:
L: ‘Bent U de koning van de Joden?’ Jezus antwoordde:
J: ‘U zegt het.’
E: Daarop zei Pilatus tegen de hogepriesters en de samengeschoolde menigte:
L ‘Ik vind niets waaraan deze man schuldig is.’
E: Maar ze bleven hardnekkig beweren:
L: ‘In heel Judea ruit Hij met zijn onderricht het volk op, van Galilea tot hier!’
E: Toen Pilatus dit hoorde, vroeg hij of Jezus uit Galilea kwam, en toen hij besefte dat Hij onder Herodes’ gezag viel, stuurde hij Hem naar Herodes, die op dat moment in Jeruzalem verbleef.
Herodes was bijzonder blij toen hij Jezus zag, want hij wilde Hem al heel lang ontmoeten omdat hij veel over Hem gehoord had. Bovendien hoopte hij Hem een wonder te zien doen. Hij ondervroeg Hem uitvoerig, maar Jezus antwoordde hem niet één keer. De hogepriesters en de schriftgeleerden die erbij stonden, brachten zware beschuldigingen tegen Hem in.
Hierop begonnen Herodes en zijn soldaten Jezus te honen, en ze dreven de spot met Hem door Hem een pronkgewaad om te hangen. Zo stuurde hij Hem terug naar Pilatus. Op die dag werden Herodes en Pilatus vrienden, terwijl ze altijd elkaars vijanden waren geweest.
Lied 558: 1,6,7
Jezus, om uw lijden groot,
om uw leven en uw dood
die volbrengen ’t recht van God,
Kyrie eleison.
Om het zwijgen, het geduld,
waarmee Gij de wet vervult,
als men vruchtloos zoekt naar schuld,
Kyrie eleison.
Om het woord van godlijk recht
dat Gij tot uw rechters zegt,
zelf hebt Ge uw geding beslecht,
Kyrie eleison.
Lucas 23: 13- 25
E: Pilatus riep de hogepriesters en de leiders en het volk bij zich en zei tegen hen:
L: U hebt die man voor mij gebracht als iemand die het volk van het rechte pad afbrengt, maar u weet dat ik Hem, toen ik Hem in uw bijzijn verhoorde, aan geen van de zaken waarvan u Hem beticht schuldig heb bevonden. En Herodes evenmin, hij heeft Hem immers naar ons teruggestuurd; Hij heeft niets gedaan waarop de doodstraf staat. Dus zal ik Hem vrijlaten, nadat ik Hem heb laten geselen.’
E: Maar ze begonnen met zijn allen luidkeels te schreeuwen:
L: ‘Weg met Hem! Laat Barabbas vrij!’
E: Deze laatste was gevangengezet wegens een oproer dat in de stad had plaatsgevonden en wegens moord. Pilatus praatte opnieuw op hen in omdat hij Jezus wilde vrijlaten. Maar ze schreeuwden het uit:
L: ‘Kruisig Hem, kruisig Hem!’
E: Voor de derde maal zei hij tegen hen:
L: ‘Wat heeft die man dan misdaan? Ik heb niets gevonden waarvoor Hij de doodstraf verdient. Dus zal ik Hem vrijlaten, nadat ik Hem heb laten geselen.’
E: Maar ze bleven luidkeels eisen dat Hij gekruisigd zou worden, en met hun geschreeuw wonnen ze het pleit: Pilatus besloot hun eis in te willigen. Hij liet de man gaan die wegens oproer en moord gevangen was gezet en om wiens vrijlating ze hadden gevraagd, en leverde Jezus over aan hun willekeur.
Lied: 558: 8,9,10
Om de doornen van uw kroon,
om de geesling en de hoon,
roepen wij, o Mensenzoon,
Kyrie eleison.
Om uw kruis, Heer, bidden wij,
om de speerstoot in uw zij,
ga aan onze schuld voorbij,
Kyrie eleison.
Heer, om uw vijf wonden rood,
om uw onverdiende dood,
smeken wij in onze nood,
Kyrie eleison.
Lucas 23: 25-32
E: Toen Jezus werd weggeleid, hielden de soldaten een zekere Simon van Cyrene aan, die net de stad binnenkwam. Ze legden het kruis op zijn rug en lieten hem het achter Jezus aan dragen. Een grote volksmenigte volgde Jezus, waaronder veel vrouwen die over Hem weeklaagden en zich op de borst sloegen.
Jezus keerde zich echter naar hen om en zei:
J: ‘Dochters van Jeruzalem, huil niet om Mij. Huil liever om jezelf en je kinderen, want weet, de tijd zal aanbreken dat men zal zeggen: “Gelukkig wie onvruchtbaar is, gelukkig de moederschoot die niet gebaard heeft en de borst die geen kind heeft gezoogd.” Dan zullen de mensen tegen de bergen zeggen: “Val op ons neer!” en tegen de heuvels: “Bedek ons!” Want als dit gebeurt met het jonge hout, wat zal het verdorde hout dan niet te wachten staan?’
E: Samen met Jezus werden nog twee anderen, beiden misdadigers, weggeleid om terechtgesteld te worden.
Lied: 575: 1,2
Jezus, leven van ons leven,
Jezus, dood van onze dood,
Gij hebt U voor ons gegeven,
Gij neemt op U angst en nood,
Gij moet sterven aan uw lijden
om ons leven te bevrijden.
Duizend, duizendmaal, o Heer,
zij U daarvoor dank en eer.
Gij die alles hebt gedragen
al de haat en al de hoon,
die beschimpt wordt en geslagen,
Gij rechtvaardig, Gij Gods Zoon,
als de minste mens gebonden,
aangeklaagd om onze zonde.
Duizend, duizendmaal, o Heer,
zij U daarvoor dank en eer.
Lucas 23:33-43
E: Aangekomen bij de plek die de Schedelplaats heet, kruisigden ze Hem, samen met de twee misdadigers, de een rechts van Hem, de ander links. Jezus zei:
J: ‘Vader, vergeef hun, want ze weten niet wat ze doen.’
E: De soldaten verdeelden zijn kleren onder elkaar door erom te dobbelen.
Het volk stond toe te kijken. De leiders hoonden Hem en zeiden:
L: ‘anderen heeft hij gered; Laat hij nu zichzelf redden als hij de Messias van God is, zijn uitverkorene!’
E: Ook de soldaten dreven de spot met Hem, ze gingen voor Hem staan en boden Hem water met azijn aan, terwijl ze zeiden:
A: ‘ALS JE DE KONING VAN DE JODEN BENT, RED JEZELF DAN!’
E: Boven Hem was een opschrift aangebracht: ‘Dit is de koning van de Joden’. Een van de gekruisigde misdadigers zei spottend tegen Hem:
A: ‘JIJ BENT TOCH DE MESSIAS? RED JEZELF DAN EN ONS ERBIJ!’
E: Maar de ander wees hem terecht met de woorden:
A: ‘HEB JIJ DAN ZELFS GEEN ONTZAG VOOR GOD NU JE DEZELFDE STRAF
ONDERGAAT? WIJ WORDEN TERECHTGESTRAFT: HET IS ONS VERDIENDE LOON. MAAR DIE MAN HEEFT NIETS VERKEERDS GEDAAN.’
E: En hij zei:
A: ‘JEZUS, DENK AAN MIJ WANNEER U IN UW KONINKRIJK KOMT.’
E: Jezus antwoordde:
J: ‘Ik verzeker je: nog vandaag zul je met Mij in het paradijs zijn.’
Lied 575: 4,5
Alle leed hebt Gij geleden,
Gij gedragen met geduld.
Als een worm zijt Gij vertreden
zonder schuld, om onze schuld,
opdat wij door U verheven
als verlosten zouden leven.
Duizend, duizendmaal, o Heer,
zij U daarvoor dank en eer.
Koning tot een spot getekend
met een riet en doornenkroon,
bij de moordenaars gerekend
overstelpt met smaad en hoon,
opdat naar uw welbehagen
wij de kroon der ere dragen.
Duizend, duizenmaal, o Heer,
zij U daarvoor dank en eer.
Lucas 23: 44 – 46
E: Rond het middaguur werd het donker in het hele land doordat de zon verduisterde. De duisternis hield drie uur aan. Toen scheurde het voorhangsel van de tempel doormidden. En Jezus riep met luide stem:
J: ‘Vader, in uw handen leg Ik mijn geest.’
E: Toen Hij dat gezegd had, blies Hij de laatste adem uit.
– De paaskaars wordt gedoofd –
Stilte
Orgelmuziek: Agnus Dei uit de Hohe Messe van J.S. Bach
Lucas 23: 47-50
De centurio zag wat er gebeurd was en loofde God met de woorden:
A: ‘WERKELIJK, DEZE MENS WAS EEN RECHTVAARDIGE!’
E: De mensen die voor het schouwspel samengekomen waren en de gebeurtenissen hadden gadegeslagen, keerden terug naar huis, terwijl ze zich van verdriet op de borst sloegen. Alle mensen die Jezus gekend hadden waren op een afstand blijven staan, ook de vrouwen die Hem vanuit Galilea gevolgd waren en alles hadden zien gebeuren.
Lied: 580 Dag zo bitter en zo goed
Dag zo bitter en zo goed
dag waarop het schrift van onze zonden
werd vernietigd, ons geschonden
menszijn werd geboet.
Dag zo bitter en zo goed
dag waarop de schuld van onze handen
werd gevorderd, en hun schande
weggedaan voorgoed.
Dag zo bitter en zo goed
dag waarop de Heer doornageld boette
voor ons dwalen, onze voeten
waste met zijn bloed.
Dag zo bitter en zo goed,
dag waarop de Heer van God verlaten
aan Hem vasthield, ons ten bate
zie het was zeer goed.
Gebeden elke gebedsintentie besloten met 367e
Lezing Lucas 23: 51 – 56
E: Er was ook een man die Josef heette en afkomstig was uit de Joodse stad Arimatea. Hij was een raadsheer, een goed en rechtvaardig mens, die de komst van het koninkrijk van God verwachtte en niet had ingestemd met het besluit en de handelwijze van de raad. Hij ging naar Pilatus en vroeg hem om het lichaam van Jezus. Nadat hij het lichaam van het kruis had gehaald, wikkelde hij het in linnen doeken en legde het in een rotsgraf dat nog nooit was gebruikt.
Het was de voorbereidingsdag, de sabbat was bijna aangebroken. De vrouwen die met Jezus waren meegereisd uit Galilea, waren Josef gevolgd. Ze zagen het graf en zagen ook hoe Jezus’ lichaam er werd neergelegd. Daarna gingen ze naar huis, waar ze geurige olie en balsem bereidden. Op sabbat namen ze de voorgeschreven rust in acht.
Lied: 590 Nu valt de nacht
Nu valt de nacht.
Het is volbracht:
de Heer heeft heel zijn leven
voor het menselijk geslacht
in Gods hand gegeven.
De wereld gaf
Hem slechts een graf,
zijn wonen was Hem zwerven;
al zijn onschuld werd Hem straf
en zijn leven sterven.
Hoe slaapt Gij nu,
die men zo ruw
aan ’t kruishout heeft gehangen.
Starre rotsen houden U,
rots des heils, gevangen.
’t Is goed, o Heer,
Gij hoeft de eer
van God niet meer te staven.
Leggen wij ons bij U neer,
in uw dood begraven.
Hoe wonderlijk,
uitzonderlijk
een sabbat is gekomen:
eens voor al heeft Hij het juk
van ons afgenomen.
We verlaten in stilte de kerk en zetten met de paaswake op Stille Zaterdag de viering voort