U kunt deze viering rechtstreeks (en later) beluisteren via www.kerkomroep.nl
Voorganger | Ds. Gert Wybe van der Werff |
Lector | Lenie de Vries |
Ouderling | Els Hessels |
Diaken | Ineke Dusseljee |
Organist | Koos Akkerman |
Koster | Willem van der Laan |
Deze streekdienst is om 19.30 uur op woensdag 2 maart in de Marktpleinkerk te Winschoten.
Stilte en licht (aansteken van de kaarsen)
Openingsgebed
v: Onze hulp in de Naam van de Heer
a: Die hemel en aarde gemaakt heeft
v: Gij die er voor ons zijt
en ons elkaar gegeven hebt,
schep ons een hart
a: doorzichtig en zuiver
v: Geef ons een geest
a: vast en moedig
v: Dat wij voortgaan op de weg
die uw Zoon voor ons uitging naar Jeruzalem
met zijn koninklijke daden
van liefde en erbarmen,
van gerechtigheid en trouw.
a: Breng ons terecht, God,
v: breng ons weer thuis
en doe ons wonen
in uw zegen
a: Amen.
PSALMGEBED
Lied: Psalm 51: 1,2,4
Ontferm U God, ontferm U, hoor mijn klacht,
ik roep tot U, vergeef, vergeef mijn zonden.
Herstel mijn hart, zie, hoe het is geschonden.
Door eigen schuld verzink ik in de nacht.
Wees mij nabij naar uw barmhartigheid,
reinig mij door uw diepe mededogen.
Om al mijn kwaad kwelt zich mijn hart en schreit,
mijn zonden staan mij dagelijks voor ogen.
Want tegen U, want tegen U alleen
heb ik gezondigd. Red mij van het kwade.
In diep berouw belijd ik U mijn daden,
hoor naar de donkre stem van mijn geween.
Ik heb gedaan wat kwaad was in uw oog,
ja, ik erken, ik ben uw gunst niet waardig.
Gij zetelt in gerechtigheid omhoog,
uw woord is waar, uw vonnis is rechtvaardig.
Voltrek de reiniging en raak mij aan
met bloed en hysop, dan ben ik genezen.
Was mij geheel, en uit de nacht herrezen
zal ik dan sneeuwwit voor uw ogen staan.
Gun aan mijn oog een lichte ochtendstond,
doe aan mijn oor uw blijde boodschap horen,
dan juicht mijn hart, hoezeer door U gewond.
Doe weg mijn kwaad, wis uit de laatste sporen.
Lezing uit de profeten: Amos 5: 6-15 (NBV21)
Zoek de HEER en leef!
Anders zal Hij als een vuur woeden in het land van Jozef, de vlammen zullen Betel verteren, en er zal niemand zijn om te blussen. 7 Want jullie veranderen het recht in alsem en vertrappen de gerechtigheid. 8De maker van de Plejaden en van Orion, Hij die de diepe duisternis in morgenlicht verandert en de dag tot nacht verduistert, Hij die het water van de zee bijeenroept en het uitstort over de aarde – zijn naam is HEER. 9Met zijn verwoestende bliksem treft Hij de sterken, hun vestingen worden vernietigd. 10Jullie haten hen die in de poort het recht verdedigen, jullie verafschuwen hen die de waarheid spreken. 11Jullie vertrappen de zwakken en eisen een deel van hun graan op. Daarom: huizen van steen hebben jullie gebouwd, maar je zult er niet in wonen; prachtige wijngaarden hebben jullie geplant, maar je zult er geen wijn van drinken. 12Want ik weet hoe talrijk jullie misdaden zijn, hoe groot jullie zonden: jullie keren je tegen de onschuldigen, jullie nemen steekpenningen aan, jullie onthouden de armen in de poort hun recht. 13Wie verstandig is zwijgt in deze tijd, want het is een kwade tijd. 14Zoek het goede, niet het kwade. Dan zullen jullie leven, en dan zal de HEER, de God van de hemelse machten, met jullie zijn, zoals jullie altijd zeggen. 15Haat het kwade, heb het goede lief en zorg dat er recht gedaan wordt in de poort. Misschien zal dan de HEER, de God van de hemelse machten, genade schenken aan wie er overgebleven zijn van Jozefs volk.
Lied: 859: 1,2,3
Schuldig staan wij voor U, Heer,
schuldig, onweersproken.
Tel de duizendmaal dat wij
U hebben ontbroken.
Zie ons aan: / onze naam
had Gij opgeschreven
in uw boek des levens
Doorgang hebben wij ontzegd
aan wie wilden leven,
mensen keer op keer ontrecht,
steen voor brood gegeven,
God, blijf Gij / toch nabij:
dat Gij ons verleden
nieuw herschrijft met vrede!
Zwijgend in de eigen schuld
duchten wij het duister.
Gij onthult ons uw geduld
als uw liefde luistert.
Wil de klacht / dat de nacht
dood loopt in ons vragen,
verre van ons dragen.
Evangelielezing: Lucas 9: 51-58
51Toen de tijd naderde dat Jezus in de hemel zou worden opgenomen, ging Hij vastberaden op weg naar Jeruzalem. 52Hij stuurde boden voor zich uit. In een Samaritaans dorp, waar ze kwamen om zijn komst voor te bereiden, 53wilden de dorpelingen Hem niet ontvangen, omdat Jeruzalem het doel van zijn reis was. 54 Toen de leerlingen Jakobus en Johannes merkten dat Jezus niet welkom was, vroegen ze: ‘Heer, wilt U dat wij vuur uit de hemel afroepen dat hen zal verteren?’ 55Maar Hij draaide zich naar hen om en wees hen streng terecht. 56Ze gingen verder naar een ander dorp. 57Terwijl ze hun weg vervolgden, zei iemand tegen Hem: ‘Ik zal U volgen waarheen U ook gaat.’ 58Jezus zei tegen hem: ‘De vossen hebben holen en de vogels hebben nesten, maar de Mensenzoon heeft geen plaats waar Hij zijn hoofd te ruste kan leggen.’
Lied: Jezus, U bent het licht (Taizé)
Overweging
Orgelspel
Lied: 992
Wat vraagt de Heer nog meer van ons
dan dat wij recht doen
en trouw zijn
en wandelen op zijn weg?
Wat vraagt de aarde meer van ons
dan dat wij dienen
en hoeden
als mensen naar Gods beeld?
Wat vragen mensen meer van ons
dan dat wij breken
en delen
als ons is voorgedaan?
Het is de Geest die ons beweegt
dat wij Gods wil doen
en omzien
naar alles wat er leeft.
Gebeden
Mededelingen
Slotlied: Lied 536
Alles wat over ons geschreven is
gaat Gij volbrengen in de veertig dagen;
de tien geboden en de veertig slagen,
dit hele leven dat geen leven is.
De schepping die voor ons gesloten was
ontsluit Gij weer, Gij opent onze ogen.
O zoon van David, wees met ons bewogen,
het vuur van bloed en ziel brandde tot as.
Maar, Heer, de haard van uw aanwezigheid
zal in ons hart een vreugdevuur ontsteken;
Gij waart met ons, Gij zult ons niet ontbreken,
Gij hogepriester in der eeuwigheid.
Gij onderhoudt de vlam van ons bestaan.
Aan U, o Heer, ontleent het brood zijn leven.
Ons is een loflied in de mond gegeven,
sinds Gij de weg van ’t offer zijt gegaan.
Heenzending en zegen
v: Moge de Eeuwige voor ons uitgaan
a: als een licht op onze weg door het leven
v: Moge de Eeuwige naast ons voorgaan,
a: ons beschermen en ons behoeden
v: Moge de Eeuwige achter ons staan
a: als gevaar in de rug ons bedreigt
v: Moge de Eeuwige onder ons zijn
a: als een veilig net, wanneer we mochten vallen
v: Moge de Eeuwige ons nabij zijn
a: als Trooster in dagen van droefenis
v: Moge de Eeuwige ook boven ons zijn
a: om ons de zegen te geven.
v: U allen bent gezegend om tot een zegen te zijn.
a: