Deze dienst is te beluisteren via http://www.kerkomroep.nl en te bekijken via http://www.vennekerk.nl
Bij de liturgie
Op Goede Vrijdag heeft de dienst het karakter van een wake. Wij horen het lijdens evangelie. Dit jaar naar de beschrijving van Johannes. Hem herinneren wij ons – maar al die anderen dan? Verraden, veroordeeld, gefolterd, vermoord? Niet eens hun namen weten wij. Maar hun geschiedenis mag niet verloren gaan, zoveel slachtoffers mogen niet vergeten raken.
Hoe pijnlijk ook: vergeten is ballingschap, herinneren is bevrijding.
Laat dit een uur zijn van stil protest tegen alle dood, in naam van Jezus, de levende. Laat dit een uur zijn van eerbied, van liefde voor het leven, in het aangezicht van de dood.
Voorgangers | Ds. Richard Offringa |
Pastor Tineke Huizing | |
Ouderling | Geesje Koers |
Lector | Ineke Dusseljee |
Organist | Koos Akkerman |
Stilte
Lied 562
1 Ik wil mij gaan vertroosten / in ’t lijden van mijn Heer,
die zelf bedroefd ten dode / terneer boog keer op keer
en zocht in zijn ellende / naar troost om voort te gaan,
tot hem wil ik mij wenden – / o Jesu, zie mij aan.
2 Hoe sloeg ik ooit uw woorden / weerspannig in de wind,
wilde niet zien of horen / hoezeer ik werd bemind,
mijn leven liep verloren, / uw stem bracht mij tot staan,
u bidt voor wie u hoonden – / o Jesu, zie mij aan.
Toelichting liturgische schikking
Op Goede Vrijdag staat de kruisiging centraal.
Een – dood – stille tijd. Het verraad, de verloochening en de kruisiging. Tussen de stenen worden zilverlingen gelegd als verwijzing naar het verraad.Een kruis met stekelige takken ligt horizontaal of staat verticaal in het hart.Het hart is gesloten.We richten ons niet meer naar buiten, we zijn naar binnen gericht.
Psalm 22:1.
Mijn God, mijn God, waarom verlaat Gij mij
en blijft zo ver, terwijl ik tot U schrei,
en redt mij niet, maar gaat aan mij voorbij?
Hoe blijft Gij zwijgen?
Mijn God, ik doe tot U mijn kreten stijgen
bij dag, bij nacht.
Tot U slechts kan ik vluchten,
maar krijg geen rust, geen antwoord op
mijn zuchten in klacht op klacht.
De lezing van het lijdensevangelie volgens Johannes
Nadat Jezus dit alles gezegd had, ging hij met zijn leerlingen naar de overkant van de Kidronbeek. Daar liep hij een olijfgaard in, met zijn leerlingen. Judas, zijn verrader, kende deze plek ook,want Jezus was er vaak met zijn leerlingen samengekomen. Judas ging er naartoe, samen met een cohort soldaten en dienaren van de hogepriesters en de farizeeën.
Ze waren gewapend en droegen fakkels en lantaarns. Jezus wist precies wat er met hem zou gebeuren. Hij liep naar hen toe en vroeg: ‘Wie zoeken jullie?’ Ze antwoordden: ‘Jezus uit Nazaret.’ ‘Ik ben het, ‘zei Jezus, ter wijl Judas, zijn verrader, erbij stond. Toen hij zei: ‘Ik ben het, ‘deinsden ze achteruit en vielen op de grond. Weer vroeg Jezus: ‘Wie zoeken jullie?’ en weer zeiden ze: ‘Jezus uit Nazaret.’ ‘Ik heb jullie al gezegd: “Ik ben het, ”zei Jezus. ‘Als jullie mij zoeken, laat deze mensen dan gaan.’
lied: 561: 1
Lezen: Zo gingen de woorden in vervulling die hij gesproken had: ‘Geen van hen die u mij gegeven hebt, heb ik verloren laten gaan.’ Daarop trok Simon Petrus het zwaard dat hij bij zich had, haalde uit naar de slaaf van de hoge-priester en sloeg hem zijn rechteroor af; Malchus heette die slaaf.
Maar Jezus zei tegen Petrus: ‘Steek je zwaard in de schede. Zou ik de beker die de Vader mij gegeven heeft niet drinken?’
Koraal nr. 9 (luisteren naar)
Dein Will’ gescheh, Herr Gott (Uw wil geschiede, Here God,)
zugleich auf Erden wie im Himmelreich; (op aarde zoals in de hemel)
gib uns Geduld in Leidenszeit (geef ons geduld in tijden van lijden)
Gehorsamsein in Lieb und Leid (gehoorzaamheid in lief en leed,)
wehr und steur’ allem Fleisch und Blut (weer en stuit alle vlees en bloed)
das wider deinen Willen tut. (dat tegen Uw wil ingaat.)
Lezen: De soldaten met hun tribuun en de Joodse gerechtsdienaars grepen Jezus en boeiden hem. Ze brachten hem eerst naar Annas, de schoonvader van Kajafas. Kajafas was dat jaar hogepriester en hij was het die de Joden had voorgehouden: ‘Het is goed dat één man sterft voor het hele volk.’
Simon Petrus liep met een andere leerling achter Jezus aan. Deze andere leerling kende de hogepriester en ging met Jezus het paleis van de hogepriester in, maar Petrus bleef buiten bij de poort staan. Daarop kwam de andere leerling, de kennis van de hogepriester, weer naar buiten; hij sprak met de portierster en nam Petrus mee naar binnen. Het meisje sprak Petrus aan: ‘Ben jij soms ook een leerling van die man?’ ‘Nee, ik niet, ‘zei hij.
De slaven en de gerechtsdienaars stonden zich te warmen bij een vuur dat ze hadden aangelegd omdat het koud was; ook Petrus ging zich erbij staan warmen. De hogepriester ondervroeg Jezus over zijn leerlingen en over zijn leer. Jezus zei: ‘Ik heb in het openbaar tot de wereld gesproken. Ik heb steeds onderricht gegeven op plaatsen waar de Joden bij elkaar komen, in synago-gen en in de tempel, en nooit heb ik iets in het geheim gezegd. Waarom ondervraagt u mij? Vraag het toch aan de mensen die mij gehoord hebben, zij weten wat ik gezegd heb.’ Toen Jezus dat zei gaf een van de dienaren die erbij stonden, hem een klap in het gezicht: ‘Is dat een manier om de hoge-priester te antwoorden?’ Jezus zei: ‘Als ik iets verkeerds gezegd heb, zeg dan wat er verkeerd was, maar als het juist is wat ik heb gezegd, waarom slaat u me dan?’
Koraal nr. 15 (luisteren naar)
Wer hat dich so geslagen, (Wie heeft U zo geslagen,)
mein Heil, und dich mit Plagen (waarom moet Gij verdragen)
so übel zugericht’t? (die bitterheid en pijn?)
Du bist ja nicht ein Sünder, (U bent toch zonder zonde)
wie wir und unsre Kinder, (toch niet in ’t kwaad gebonden)
von Missetaten weisst du nicht. (als wij en onze kind’ren zijn.)
Lezen: Daarna stuurde Annas hem geboeid naar Kajafas, de hogepriester. Simon Petrus stond zich intussen nog steeds te warmen. ‘Ben jij soms ook een leerling van hem?’ vroegen ze. ‘Nee, ‘ontkende Petrus, ‘ik niet.’ Maar een van de slaven van de hogepriester, een familielid van de man van wie Petrus het oor had afgeslagen, zei: ‘Maar ik heb toch gezien dat je bij hem was in de olijfgaard?’ Weer ontkende Petrus, en meteen kraaide er een haan.
Koraal nr. 20 (luisteren naar)
Petrus, der nicht denkt zurück (Petrus, die niet terugdenkt,)
seinen Gott verneinet, (die zijn God verloochent,)
der doch auf ein’n ernsten Blick (die dan na één blik vol ernst)
bitterlichen weinet: (heel bitter huilt:)
Jesu, blikke mich auch an, (Jezus, kijk ook mij aan,)
wenn ich nicht will büssen; (als ook ik niet wil boeten;)
wenn ich Böses hab’getan, (als ik kwaad heb gedaan,)
rühre mein Gewissen. (raak dan mijn geweten.)
Koraal nr. 21 (luisteren naar)
Christus, der uns selig macht, (Christus, die ons zalig maakt,)
kein Bös’s hat begangen, (die zelf geen kwaad heeft begaan,)
der ward für uns in der Nacht (die werd voor ons in de nacht)
als ein Dieb gefangen, (als een dief gevangen,)
geführt vor gottlose Leut’ (geleid voor goddeloze mensen)
und fälschlich verklaget (en vals beschuldigd,)
verlacht, verhöhnt und verspeit (uitgelachen, gehoond en bespuwd)
wie denn die Schrift saget. (zoals de Schrift ons zegt.)
Lezen: Jezus werd van Kajafas naar het pretorium gebracht. Het was nog vroeg in de morgen. Zelf gingen ze niet naar binnen, om zich niet te veront-reinigen voor het pesachmaal. Daarom kwam Pilatus naar buiten en vroeg: ‘Waarvan beschuldigt u deze man?’ Ze antwoordden: ‘Als hij geen misda-diger was, zouden we hem niet aan u uitgeleverd hebben.’ Pilatus zei: ‘Neem hem dan mee, en veroordeel hem volgens uw eigen wet.’ Maar de Joden wierpen tegen: ‘Wij hebben het recht niet om iemand ter dood te brengen.’ Zo ging de uitspraak van Jezus in vervulling waarin hij aanduidde welke dood hij sterven zou. Nu ging Pilatus het pretorium weer in. Hij liet Jezus bij zich komen en vroeg hem: ‘Bent u de koning van de Joden?’ Jezus antwoordde: ‘Vraagt u dit uit uzelf of hebben anderen dit over mij gezegd?’ ‘Ik ben toch geen Jood, ‘antwoordde Pilatus. ‘Uw volk en uw hogepriesters hebben u aan mij uit-geleverd–wat hebt u gedaan?’
Jezus antwoordde: ‘Mijn koningschap hoort niet bij deze wereld. Als mijn koningschap bij deze wereld hoorde, zouden mijn dienaren wel gevochten hebben om te voorkomen dat ik aan de Joden werd uitgeleverd. Maar mijn koninkrijk is niet van hier.
Lied 558:6
Lezen: Pilatus zei: ‘U bent dus koning?’ ‘U zegt dat ik koning ben, ‘zei Jezus. ‘Ik ben geboren en naar de wereld gekomen om van de waarheid te getuigen, en ieder die de waarheid is toegedaan, luistert naar wat ik zeg.’ Hierop zei Pilatus: ‘Maar wat is waarheid?’ Na deze woorden ging hij weer naar de Joden buiten. ‘Ik heb geen schuld in hem gevonden, ‘zei hij. ‘Maar het is bij u gebruikelijk dat ik met Pesach iemand vrijlaat–wilt u dat ik de koning van de Joden vrijlaat?’ Toen begon iedereen te schreeuwen: ‘Hem niet, maar Barabbas!’ Barabbas was een misdadiger.
Toen liet Pilatus Jezus geselen. De soldaten vlochten een kroon van doorn-takken, zetten die op zijn hoofd en deden hem een purperen mantel aan. Ze liepen naar hem toe en zeiden: ‘Leve de koning van de Joden!’, en ze sloegen hem in het gezicht.
Lied 576b
Lezen: Pilatus liep weer naar buiten en zei: ‘Ik zal hem hier buiten aan u tonen om u duidelijk te maken dat ik geen enkel bewijs van zijn schuld heb gevonden.’ Daarop kwam Jezus naar buiten, met de doornenkroon op en de purperen mantel aan. ‘Hier is hij, de mens, ‘zei Pilatus. Maar toen de hogepriesters en de gerechtsdienaars hem zagen begonnen ze te schreeuwen: ‘Kruisig hem, kruisig hem!’ Toen zei Pilatus: ‘Neem hem dan maar mee en kruisig hem zelf, want ik zie niet waaraan hij schuldig is.’ De Joden zeiden: ‘Wij hebben een wet die zegt dat hij moet sterven, omdat hij zich de Zoon van God heeft genoemd.’ Toen Pilatus dat hoorde werd hij erg bang. Hij ging het pretorium weer in en vroeg aan Jezus: ‘Waar komt u vandaan?’ Maar Jezus gaf geen antwoord. ‘Waarom zegt u niets tegen mij?’ vroeg Pilatus. ‘Weet u dan niet dat ik de macht heb om u vrij te laten of u te kruisigen?’ Jezus antwoordde: ‘De enige macht die u over mij hebt, is u van boven gegeven. Daarom draagt degene die mij aan u uitgeleverd heeft de meeste schuld.’
Lied 558:7,8
Om het woord van goddelijk recht
dat Gij tot uw rechters zegt,
– zelf hebt Ge uw geding beslecht, –
Kyrie eleison.
Om de doornen van uw kroon,
om de geseling en de hoon,
roepen wij, o Mensenzoon,
Kyrie eleison.
Lezen: Vanaf dat moment wilde Pilatus hem vrijlaten. Maar de Joden rie-pen: ‘Als u die man vrijlaat bent u geen vriend van de keizer, want iedereen die zichzelf tot koning uitroept pleegt verzet tegen de keizer.’ Pilatus hoorde dat, liet Jezus naar buiten brengen en nam plaats op de rech-ter-stoel op het zogeheten Mozaïekterras, in het Hebreeuws Gabbata. Het was rond het middaguur op de voorbereidingsdag van Pesach. Pilatus zei tegen de Joden: ‘Hier is hij, uw koning.’ Meteen schreeuwden ze: ‘Weg met hem, weg met hem, aan het kruis met hem!’ Pilatus vroeg: ‘Moet ik uw koning kruisigen?’ Maar de hogepriesters antwoordden: ‘Wij hebben geen andere koning dan de keizer!’ Toen droeg Pilatus hem aan hen over om hem te laten kruisigen.
Lied 575: 1.
Lezen: Zij voerden Jezus weg; hij droeg zelf het kruis naar de zogeheten Schedelplaats, in het Hebreeuws Golgota. Daar kruisigden ze hem, met twee anderen, aan weerskanten één, en Jezus in het midden. Pilatus had een inscriptie laten maken die op het kruis bevestigd werd. Er stond op ‘Jezus uit Nazaret, koning van de Joden’. Het stond er in het Hebreeuws, het Latijn en het Grieks, en omdat de plek waar Jezus gekruisigd werd dicht bij de stad lag, werd deze inscriptie door veel Joden gelezen. De hogepriesters van de Joden zeiden tegen Pilatus: ‘U moet niet “koning van de Joden” schrijven, maar “Deze man heeft beweerd: Ik ben de koning van de Joden”.’ ‘Wat ik geschreven heb, dat heb ik geschreven, ‘was het antwoord van Pilatus.
Lied 577:1
Lezen: Nadat ze Jezus gekruisigd hadden, verdeelden de soldaten zijn kleren in vieren, voor iedere soldaat een deel. Maar zijn onderkleed was in één stuk geweven, van boven tot beneden. Ze zeiden tegen elkaar: ‘Laten we het niet scheuren, maar laten we loten wie het hebben mag.’ Zo ging in vervulling wat de Schrift zegt: ‘Ze verdeelden mijn kleren onder elkaar en wierpen het lot om mijn mantel.’ Dat is wat de soldaten deden.
Lied 577:2
Lezen: Bij het kruis van Jezus stonden zijn moeder met haar zuster, Maria, de vrouw van Klopas, en Maria uit Magdala. Toen Jezus zijn moeder zag staan, en bij haar de leerling van wie hij veel hield, zei hij tegen zijn moeder: ‘Dat is uw zoon,‘ en daarna tegen de leerling: ‘Dat is je moeder.’ Vanaf dat moment nam die leerling haar bij zich in huis.
Koraal nr 56 (wij luisteren naar)
Er nahm Alles wohl in Acht (Hij had oog voor alles)
in der letzten Stunde (tot in het laatste uur,)
seine Mutter noch bedacht, (zag zijn moeder in haar verdriet,)
setzt ihr ein’n Vormunde. (schonk haar een steun en toeverlaat.)
O, Mensch, mache Richtigkeit, (O, mens, leef en handel recht,)
Gott und Menschen liebe, (heb God en mensen lief,)
stirb darauf ohn’alles Leid (sterf daarna in vrede,)
und dich nicht betrübe, (en laat leed je daarbij niet bedroeven.)
Wij gaan staan.
Lezen: Toen wist Jezus dat alles was volbracht, en om de Schrift geheel in vervulling te laten gaan zei hij: ‘Ik heb dorst.’ Er stond daar een vat zure wijn; ze staken er een majoraantak met een spons in en brachten die naar zijn mond. Nadat Jezus ervan gedronken had zei hij: ‘Het is volbracht.’ Hij boog zijn hoofd en gaf de geest.
De Paaskaars wordt gedoofd
STILTE
Wij gaan zitten
Wij luisteren naar: G.A. Homilius So gehst du nun, mein Jesu, hin
( Mel.: Was mein Gott will, das gscheh allzeit; tekst: “Tomas (dat betekent ‘tweeling’) zei tegen de anderen: ‘Laten ook wij maar gaan, om met hem te sterven.’Joh.11:16)
Lezen: Het was voorbereidingsdag, en de Joden wilden voorkomen dat de lichamen op sabbat, en nog wel een bijzondere sabbat, aan het kruis zouden blijven hangen. Daarom vroegen ze Pilatus of de benen van de gekruisigden gebroken mochten worden en of ze de lichamen mochten meenemen. Toen braken de soldaten de benen van de eerste die tegelijk met Jezus gekruisigd was, en ook die van de ander. Vervolgens kwamen ze bij Jezus, maar ze zagen dat hij al gestorven was. Daarom braken ze zijn benen niet. Maar een van de soldaten stak een lans in zijn zij en meteen vloeide er bloed en water uit. Hiervan getuigt iemand die het zelf heeft gezien, en zijn getuigenis is betrouwbaar. Hij weet dat hij de waarheid spreekt en wil dat ook u gelooft. Zo ging de Schrift in vervulling: ‘Geen van zijn beenderen zal verbrijzeld worden.’ Een andere schrifttekst zegt: ‘Zij zullen hun blik richten op hem die ze hebben doorstoken.’
Lied 590:
Lezen: Na deze gebeurtenissen vroeg Josef uit Arimatea – die uit vrees voor de Joden in het geheim een leerling van Jezus was – aan Pilatus of hij het lichaam van Jezus mocht meenemen. Pilatus gaf toestemming en Josef nam het lichaam mee. Nikodemus, die destijds ‘s nachts naar Jezus toe gegaan was, kwam ook; hij had een mengsel van mirre en aloë bij zich, wel honderd litra. Ze wikkelden Jezus’ lichaam met de balsem in linnen, zoals gebruike-lijk is bij een Joodse begrafenis. Dicht bij de plaats waar Jezus gekruisigd was lag een olijfgaard, en daar was een nieuw graf, waarin nog nooit iemand begraven was. Omdat het voor de Joden voorbereidingsdag was en dat graf dichtbij was, legden ze Jezus daarin.
Wij luisteren naar:Crucifixus for 8 voices Antonio Lotti( ca 1667-1740)
Crucifixus etiam pro nobis Sub pontio Pilato passus et sepultus est,
Hij werd voor ons gekruisigd heeft geleden onder Pontius Pilatus en begraven.
Gebed van de Goede Vrijdag
Het orgel zwijgt, de paaskaars wordt de kerk uitgedragen.
In STILTE verlaten we de kerk.
De viering wordt voortgezet op Stille Zaterdag