Dietrich Bonhoeffer, vroom en radicaal. Deel 7

Deel 7

Karl Barth is in 1930 professor geworden voor systematische theologie aan de universiteit in Bonn. Bonhoeffer bezoekt verschillende colleges en wordt door Barth ook thuis uitgenodigd. Aan Erwin Sutz met wie hij in zijn New Yorkse tijd bevriend is geraakt, schrijft hij enthousiast dat hij veel eerder naar Barth had moeten komen. In de collegezaal staat Barth ver boven zijn boeken. Hij is een en al openheid en is bereid om op elk bezwaar in te gaan. Als de zaak er mee wordt gediend kan hij een enorme concentratie en gedrevenheid opbrengen om het juiste inzicht te vinden…

“Het wordt mij steeds duidelijker waarom Barth in zijn boeken zo moeilijk te begrijpen is. Meer nog dan van zijn geschriften en voordrachten ben ik onder de indruk van zijn manier van discussiëren. Dan is hij er echt helemaal bij. Ik heb zoiets nog nooit eerder meegemaakt noch voor mogelijk gehouden. Hier is werkelijk iemand van wie je iets kunt leren en dan zit je daar in het armoedige Berlijn treurig te zijn omdat er niemand is van wie je theologie kunt leren.” 

Uit deze eerste persoonlijke ontmoeting ontwikkelt zich bijna zoiets als een vriendschap tussen de oudere Barth en de veel jongere Bonhoeffer. Beiden volgen met aandacht de publicaties van de ander en zelfs in de gevangenis laat Bonhoeffer de drukproeven bezorgen van deel II,2 van Barth’s hoofdwerk, de Kerkelijke dogmatiek. Zonder duidelijke regelmaat maar wel op belangrijke kerkpolitieke en biografische momenten vraagt Bonhoeffer Karl Barth om raad. Telkens opnieuw zoekt hij het persoonlijke gesprek, vooral als hij op politieke weerstand stuit. Hij beleeft het als grote vreugde wanneer Barth hem een sigaar stuurt in de gevangenis in Tegel.

De wereldbond

Max Diesel, die Bonhoeffer al eerder heeft geholpen zorgt er nu voor dat hij in september 1931 als jongerengedelegeerde kan deelnemen aan de conferentie van de ‘Wereldbond van internationale vriendschappelijke betrekkingen tussen de kerken’ in Cambridge. De wereldbond is in die tijd één van de belangrijkste oecumenische organisaties. De sociale en praktische vragen die op de agenda stonden waren een bron van inspiratie voor veel christenen en plaatselijke gemeentes.Op deze conferentie wordt Bonhoeffer verkozen tot één van de drie internationale jeugdsecretarissen van de wereldbond en hoort daarom voortaan bij het belangrijkste bestuursorgaan.

Opkomend nationalisme

Die situatie van de wereldbond is op moment verre van eenvoudig. De economische crisis zorgt ervoor dat de bond in financiële nood komt. Het opkomende nationalisme in Duitsland en in Frankrijk leidt vooral bij de jonge mensen tot verachting van de oecumenische gedachte, die afstevent op een internationale oecumene binnen het protestantisme. Sommige tijdgenoten zien in een dergelijk engagement een vorm van verraad aan de eigen nationale politieke belangen.Tijdens de voorbereiding van de conferentie in Cambridge laten de beide Lutherkenners Paul Althaus en Emanuel Hirsch weten dat het ten overstaan van het huidige oecumenische streven belangrijk is door alle kunstmatige gemeenschapszin heen te kijken en te erkennen dat internationale samenwerking en toenadering tussen kerken en volken onmogelijk is als de anderen een voor ons volk moorddadige politiek bedrijven.  Bonhoeffer kijkt daar na zijn verblijf in Amerika radicaal anders tegenaan. Hij gelooft in christelijke verbondenheid die de grenzen van naties overstijgt. Hij is van mening dat

“…de kerk een bodem kan zijn waarop het anders zo twijfelachtige internationale gesprek op een open en zakelijke wijze gevoerd kan worden. Het is iets heel overweldigends om de ander in diens anderszijn te horen en te zien en hem te laten zijn zoals hij is om van daaruit te ontdekken wie je zelf bent.”  

Theologisch fundament

Zijn nieuwe taak maakt het mogelijk om talrijke oecumenische samenkomsten te bezoeken. Beroemd geworden is zijn voordracht in de maand juli van 1932, die hij houdt voor de jongerenvredesconferentie in het Tsjechoslowaakse Ciernohorksé Kúpele. De leidende gedachte van deze voordracht is dat men zich binnen de oecumene te makkelijk verlaat op gevoelens van vriendschap en dat daarom een theologisch fundament ontbreekt in de oecumenische beweging.Bonhoeffer probeert een dergelijk fundament aan te leveren door een visie uit te werken waarin de oecumenische beweging een bijzondere gestalte van de kerk is. Alleen de wereldwijde oecumenische beweging kan tot uitdrukking brengen dat de verkondiging van de kerk zich tot de hele wereld richt. Nationale kerken zijn niet in staat om deze wijde blik aanschouwelijk te maken.

Concreet

Hoe moet je je in de ogen van Bonhoeffer een dergelijke wereldwijde verkondiging van de kerk voorstellen? Hoe kunnen kerkelijke uitspraken over actuele politieke, sociale en ethische vraagstukken geformuleerd worden? Hoe moet de kerk zich uiten over vredesvraagstukken?Voor Bonhoeffer is het niet de opdracht van de kerk om algemene leefregels of principiële ethische normen uit te vaardigen. De kerk moet veeleer met het oog op de huidige situatie een concreet ethisch gebod formuleren. Zij heeft de plicht om grondige en zakelijk competente kennis te verwerven voor zij zich uitlaat over een bepaald thema. Achter Bonhoeffers eis om concreet te zijn leeft de gedachte dat de mens steeds weer door God tot een concreet bepaald handelen wordt opgeroepen en dat het de taak van de kerkelijke verkondiging is om dit duidelijk te maken.

Hier geldt dat

“…de kerk geen ethische principes mag verkondigen, die altijd waar zijn, maar alleen geboden die hier en nu waar zijn. Want wat ‘altijd’ waar is, is juist ‘vandaag’ niet waar: God is voor ons ‘altijd’ ‘juist vandaag’ een God. Het gebod dat je je naaste moet liefhebben is zo algemeen dat het heel sterk om een concrete invulling vraagt om van daaruit te horen wat dit hier en nu voor mij betekent. Alleen als zo’n concreet woord gericht is aan mij is het Gods woord.” 

 En alleen als de kerk zo concreet kan spreken moet zij zich uiten ten aanzien van politieke vraagstukken.

“De kerk moet als het om een beslissend vraagstuk, zoals het voeren van een oorlog, gaat niet alleen zeggen dat er eigenlijk geen oorlogen mogen worden gevoerd; en dan verder gaan om te zeggen dat er noodzakelijke oorlogen zijn en het aan iedere individuele gelovige overlaten om dit principe toe te passen. Nee de kerk moet zeggen: doe wel of doe niet aan deze oorlog mee.”

 Bonhoeffer is van mening dat de in de oecumene verzamelde kerken zich in deze actuele situatie concreet moeten uiten. Zij hebben het gebod van God voor deze situatie ontdekt, namelijk de internationale vrede. Weliswaar gaat het niet om vrede tot elke prijs; als vrede ertoe leidt dat waarheid en recht in gevaar komen, dan moet je voor een betere vrede vechten. Maar met een dergelijke strijd kan in deze actuele situatie geen oorlog zijn bedoeld.Want – zo oordeelt Bonhoeffer – na de ervaringen van de eerste wereldoorlog – oorlog is nu ‘de zekere zelfvernietiging van beide strijdende partijen.’ Daarom moet de kerk zich tegen de huidige oorlog uitspreken.Bonhoeffer zegt hiermee niet dat het vijfde gebod ‘Gij zult niet doden’ hoger aangeslagen moet worden dan alle andere geboden. Een dergelijke principiële afwijzing van geweld vindt hij te zweverig. Een volgende oorlog moet door de kerk afgewezen worden omdat binnen een dergelijke vernietigingsconstellatie het gebod van God luidt dat er geen oorlog meer mag zijn.

 

Wordt vervolgd

 

Bert L. van der Woude

ds. Bert L. van der Woude

Sinds april 2000 werk ik als predikant binnen wat nu de Protestantse Gemeente Winschoten (PGW) heet. De eerste zeven jaar nog in combinatie met de gereformeerde kerk van Westerlee en nu ruim tien jaar volledig in Winschoten.