Maarten Luther, rebel der genade
Deel 43
Als Wittenberg de kathedraalstad van Luther is, dan is zijn werkkamer de centrale kanselarij van het Duitse en Europese protestantisme. Op de eerste verdieping van de zuidelijke aanbouw van het zwarte klooster en niet ver van waar zijn gezin woont bevindt zich Luthers studeerkamer.
Het is een bescheiden werkruimte die hem meer dan twintig jaar dient als een plek van geestelijke concentratie. Hier worden die nieuwe theologische inzichten uitgedacht en geformuleerd. Hier komen de draden van het Europese communicatienet samen en van hieruit wordt goede raad gegeven als antwoord op talloze (privé)vragen en noden, maar ook op de vragen van de ‘grote politiek’.
Assistenten
Zijn werkkamer is niet meer een plek van iemand die voortdurend op zoek is en in geestelijke nood verkeert. Geen zielskwellingen meer maar een systematische ordening van wat hij heeft ontdekt als basis voor een nieuwe kerkorde, voor de samenleving en voor de politiek.
Anders dan bij zijn vriend en schilder Lucas Cranach heeft Luther geen leger gezellen om zich heen. Zijn verhandelingen, preken, schriftelijke bevestigingen en brieven (soms wel veertig per dag!) moet hij zelf schrijven. Wel kan hij soms beschikken over een dienaar of secretaris, maar die doen het niet altijd goed in Luthers ogen. Met de slaperigheid en omslachtigheid van Wolfgang Sebergen, zijn eerste hulp, drijft hij graag de spot. Maar soms pakt het ook goed uit en is hij blij met de orde die zijn hulpen scheppen en met de theologische ideeën de ze aanreiken zoals Georg Rörer en Veit Dietrich.
Georg Rörer
Georg Rörer die negen jaar jonger is dan Luther assisteert hem ook persoonlijk. Na de dood van zijn eerste vrouw, een zuster van Johannes Bugenhagen, woont hij met zijn net geboren zoon Paul bij de Luthers totdat hij opnieuw trouwt. Omdat hij een vorm van stenografie beheerst kan hij woordgetrouw de preken en lezingen noteren die Luther houdt en waarvan hij zelf de publicatie verzorgt. Later is hij verantwoordelijk voor de uitgave van Luthers verzamelde geschriften. Bij het gesprek in Marburg (in 1529 met o.a. Zwingli en Bucer over de betekenis van de viering van het avondmaal) is hij Luthers secretaris. Later (in 1537) bekleedt hij het ambt van secretaris opnieuw op verzoek van en bezoldigd door de keurvorst. Dan helpt hij Luther bij de revisie van diens Bijbelvertaling en is voorzitter van de commissievergaderingen. Na de dood van Luther wijdt hij zich in Jena aan het verzamelen en uitgeven van Luthers geschriften. Hij publiceert daarvan nog vier delen.
Veit Dietrich
Veit Dietrich dient Luther als secretaris van 1528 tot 1534, wanneer hij met Katarina overhoop komt te liggen over het kostgeld van de studenten. Hij ondersteunt Luther al die keren dat de ouder wordende reformator onwel is of ziek. Hij schrijft brieven die Luther hem dicteert, maakt aantekeningen van belangrijke gesprekken en brengt de correspondentie van Luther op orde. Uit zijn aantekeningen van de preken en voordrachten die Luther thuis houdt, ontstaat de huispostille, die in 1544 in druk verschijnt.
De laatste assistent van Luther, Johannes Aurifaber komt in 1545 bij de Luthers wonen. Hij zal Luther begeleiden op diens laatste reis (zie deel 1 van deze biografie). Later maakt hij naam als degene die aanwezig is bij Luthers laatste ademtocht. Ook verzamelt en redigeert hij Luthers postume geschriften.
Bedolven onder brieven
Hoe het er in Luthers werkkamer uitziet bericht hij zelf tegen het eind van de twintiger jaren van de 16e eeuw. In een brief aan een voormalige medemonnik schrijft hij: ik word dagelijks zo onder brieven bedolven dat de tafel, banken, voetenbank, lezenaar, vensterbank, kasten, planken en wat ook maar vol brieven ligt met vragen, overeenkomsten, klachten en verzoeken. De hele last van het kerkelijk en gemeenteleven stort zich op mij, zo slecht verstaan de geestelijke en wereldlijke ambtsdragers hun ambt.
Wanneer ouderdom en ziekte zijn scheppingskracht dreigen lam te leggen begint zelfs deze onvermoeibare werker in de wijngaard des Heren te kreunen en wijst hij verzoeken af. Waar moet hij – een uitgeputte en arme grijsaard – de kracht vandaan halen?
Hij moet eindeloos brieven schrijven en de hele wereld dringt aan op verhandelingen of toestemmingen. De keurprins verwacht van hem dat hij een pamflet schrijft ter bestrijding van drankzucht (wat veel voorkomt aan het hof) en anderen wensen eenzelfde geschrift tegen heimelijke verlovingen of tegen bepaalde opvattingen over de werking van de sacramenten. Ja men verwacht zelfs dat hij de hele Bijbel nog van randcommentaar voorziet! De druk is zo hoog dat Luther op sommige verzoeken bars reageert en ronduit schrijft dat zijn slechte humeur eerst moet betijen voordat hij een volgend verzoek honoreert. De reformator is moe, maar rust zal hem nauwelijks gegund worden. Donkere wolken pakken zich samen boven de reformatie. Keizer Karel heeft vrede gesloten met zijn artsrivaal in Frankrijk en is met de Turken een wapenstilstand overeen gekomen. Nu heeft hij de handen vrij om de protestanten aan te pakken. Hierover later meer.
Dat Luthers werkkamer zo’n belangrijke plek is betekent niet dat hij nooit de deur uitgaat. In het keurvorstendom Saksen bezoekt hij verschillende plaatsen om bevriende collega’s bij te staan.
Soms begeeft hij zich ook buiten de grens van dit gebied. Maar hij moet oppassen, want de ban waarin hij is gedaan geldt nog steeds en verhindert hem bijvoorbeeld om Augsburg te bezoeken of deel te nemen aan gesprekken in Hagenau, Regensburg en Worms. Wel blijkt dat hij zich bewust concentreert op Saksen. Dat wordt het kerngebied van het Duitse protestantisme en model voor de vernieuwing van de kerk.
Vakantie
Reizen om het reizen of voor ontspanning komt bij Luther zoals bij veel van zijn tijdgenoten niet of nauwelijks voor. Om Katharina een plezier te doen heeft hij het landgoed Zülsdorf gekocht. Zij en de kinderen vertoeven daar regelmatig en heel af toe vindt ook Luther de tijd om deze reis te ondernemen die anderhalve dag duurt en hem ten zuiden van Leipzig brengt.
Aan het einde van 1531 is hij echter zo overwerkt dat het iedereen opvalt. Dan krijgt hij een uitnodiging van de Saksische erfmaarschalk Hans von Löser om bij te komen op diens Slot Pretzsch dat een halve dagreis boven Wittenberg aan de Elbe ligt. Luther hoopt door beweging het suizen in zijn hoofd en de zwakte te verdrijven. Zijn adellijke gastheer heeft een jachtpartij in gedachten. Dat lijkt Luther niets en hij maakt zich los van het jachtgezelschap om liever over de goedheid van God na te denken en zijn heerschappij over de natuur. De woorden van Psalm 147 helpen hem te ontspannen:
Hef voor de HEER een hymne aan,
zing voor onze God een lied bij de lier,
voor hem die de hemel met wolken bedekt,
die de aarde met regen doordrenkt,
die het gras op de bergen laat groeien,
die voedsel geeft aan de dieren,
aan de roepende jongen van de raaf.
Prijs, Jeruzalem, prijs de HEER,
loof, Sion, loof je God.Hij heeft de grendels van je poorten versterkt,
het volk binnen je muren gezegend.
Hij geeft je vrede en veilige grenzen,
met vette tarwe stilt hij je honger.
Hij zendt zijn bevelen naar de aarde,
vlug als een renbode gaat zijn woord.Hij laat het sneeuwen als wol,
rijp strooit hij uit als stof,
hagel werpt hij in brokken neer,
wie is tegen zijn koude bestand?
Hij zendt zijn woord en alles smelt,
hij stuurt zijn adem, de wateren stromen.
Dat hij zijn gedachten op schrift kan zetten werkt blijkbaar ontspannend voor Luther. Midden in de natuur schrijft hij een uitleg van deze Psalm, die in januari van het volgende jaar al in druk verschijnt. Luther draagt het werk op aan zijn gastheer als dank voor de korte vakantie in Gods natuur. De jaren daarna brengt Luther een aantal keren door bij de erfmaarschalk maar vergeet nooit zijn ambt als theoloog, die graag het Woord uitlegt en de sacramenten uitdeelt.
Wordt vervolgd.