Een nieuwe hemel en een nieuwe aarde (Openbaring 21)

November is de maand van het gedenken. Vanaf de 9e eeuw na Christus werden op 1 november de heiligen van de kerk herdacht en op de dag erna (2 november) alle dierbare overledenen. De naam voor deze laatste dag is Allerzielen en die werd niet lang voor het jaar 1000 voor het eerst gevierd. Deze viering komt uit de traditie van de Benedictijnse kloosters en kreeg aan het begin van de 14e eeuw de naam ‘Allerzielen’.

In de Protestantse traditie worden we aan Allerheiligen herinnerd doordat Luther op de dag ervoor (31 oktober) zijn stellingen aanbracht op de deur van de Slotkerk in Wittenberg. Bijzonderheden daarover zijn te lezen in de Lutherbiografie (deel 19-21) in eerdere Kerkjournaals of op onze website.

Luther wist dat veel mensen (vooral collega geleerden) de Slotkerk zouden bezoeken omdat Allerheiligen juist de feestdag van deze kerk was en degene die hem liet bouwen, keurvorst Frederik de Wijze, een grote collectie relieken bezat.

Als protestanten gedenken we onze dierbare overledenen echter op de laatste zondag van het kerkelijk jaar. Dan noemen we de namen van wie overleden zijn en steken een kaars aan ter nagedachtenis.

Al een aantal jaren wijken we voor deze zondag af van het leesrooster en zoeken troost en inspiratie bij woorden uit de Bergrede (de zaligsprekingen) en het 21e hoofdstuk van het boek Openbaring. Aan de Bergrede heb ik viermaal een meditatief gewijd. Hier richt ik me op het boek waarin de ziener van Patmos zijn visioenen op schrift heeft gesteld.
Op sommige afbeeldingen zien we hem zelf met ganzenveer in de hand, maar misschien was het ook zijn secretaris Prochoros, die het voor hem opschreef. Wie Patmos bezoekt krijgt mooie verhalen te horen.

 

Openbaring als boek van hoop

“Het boek Openbaring is zoiets als wanneer men in een kerk die zo donker is als een graf, ramen uithakt in de muur, en die met beelden beschildert. Die beelden zijn God niet, ze zijn de hemel niet, maar ze bieden ons tenminste het uitzicht, dat buiten licht schijnt. En dat is veel.”    Eugen Drewermann

Wie deze omschrijving van mijn leermeester Drewermann hanteert als richtlijn voor de uitleg van het boek Openbaring kan uit dit boek veel troost putten. Zonder uitleg is Openbaring een moeilijk boek waarin veel geweld en wraak voorkomt.

Helemaal vreemd is dat laatste niet. Het boek Openbaring is geschreven in een situatie van grote nood. Zowel de aanvechtingen van toen als de visioenen die daarop een antwoord proberen te geven, stijgen echter uit boven het louter historische niveau en bezitten daarom een geldigheid voor vele mensen, ook in onze tijd. Dat betekent niet dat de overbrenging van de betekenis naar de tijd van nu geen problemen geeft. Die zijn er wel degelijk. Niemand zou het in de huidige tijd theologisch verantwoord moeten vinden om met de apocalyptische beloften van de Bijbel voor ogen bepaalde gebeurtenissen zoals oorlog, honger, economische depressie of een nationale crisis te duiden. Ik weet, het gebeurt volop, maar heeft weinig met hoop te maken. Het is verwerpelijke bangmakerij.

Het thema van het boek Openbaring cirkelt rond de komst van de mensenzoon, het rijk van God, een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Laten we dat proberen te vertalen naar een persoonlijk niveau. Dan luidt de kernvraag als volgt: Wat speelt er zich allemaal in een mens af, wat moet er zoal ‘noodzakelijk’ gebeuren voordat de mensenzoon kan komen in het leven van ieder mens als enkeling? In wie krijgt ware humaniteit een kans? Enerzijds zijn de beelden somber, want de diagnose van wat er aan de hand is allesbehalve optimistisch. Anderzijds opent zich juist in de hopeloosheid een weg naar toekomst. Bij ieder mens is dat verschillend.

 

Hoe zie je God?

Een eerste probleem bij de interpretatie van het boek Openbaring is het godsbeeld dat we tegen komen. Maarten Luther schreef al: ‘Mijn geest kan niet in dit boek komen. En dat is voor mij reden genoeg, dat ik het niet hoog acht, dat Christus daarin noch geleerd, noch herkend wordt.‘  Blijkbaar vond Luther niet de genadige God die hij zocht in het boek Openbaring. Misschien moeten we het godsbeeld van het boek Openbaring daarom niet meteen gelijkstellen met God als de liefhebbende Vader naar wie Jezus verwijst en die in het middelpunt van het christelijk geloof staat. Wat onderzocht moet worden is welke krachten er schuilgaan achter het op een bepaalde wijze spreken over God. Soms hebben mensen het over God, maar het is dan de vraag of het echt over God gaat. In het denken en spreken van mensen kent God vele gedaantes die niet deugen.

 

God dichtbij mensen

Een mooi beeld is dat van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde waar Johannes van droomt. Maar staat het niet veraf van dagelijkse werkelijkheid? Was Johannes een fantast, een hemelfietser die geen oog had voor de dagelijkse noden van mensen? Stond hij niet met beide benen op de grond?
Wel degelijk. Maar Johannes wist ook hoe belangrijk het is om ergens naar uit te zien. Om een beeld of een visioen te hebben, om je dagelijks handelen naar te richten.

Zonder visioen lopen we als mensen vast in ons eigen onvermogen. Daarom schrijft Johannes over een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. De eerste hemel en aarde gaan voorbij en de zee is niet meer…

Die laatste toevoeging is bijzonder. Zee staat in de taal van de Bijbel voor bodemloze diepte. Problemen en zorgen, ziekte en gemis kunnen je als golven overspoelen, zodat je al je houvast verliest. Een bodemloze diepte.
Daarom vertelt Johannes dat er geen zee meer is, niets waar mensen in weg kunnen zakken en verdrinken, maar grond onder de voeten, vertrouwen, rust, nabijheid.

Johannes schreef een troostboek om mensen een hart onder de riem te steken. Om de moed niet te verliezen, om met aandacht te leven. Voor hem betekent hemel dat God dicht bij mensen is. Nu al, maar ook in het uur van onze dood. De hemel kent geen grenzen. Niet van plaats en niet van tijd. Het is Gods eeuwige liefde die geen einde kent, maar wel een nieuw begin. Elke dag en tot in eeuwigheid.

Onze gebeden zijn bij allen die een dierbare aan de dood hebben verloren.

ds. Bert L. van der Woude

Sinds april 2000 werk ik als predikant binnen wat nu de Protestantse Gemeente Winschoten (PGW) heet. De eerste zeven jaar nog in combinatie met de gereformeerde kerk van Westerlee en nu ruim tien jaar volledig in Winschoten.