Liturgie voor de dienst op Goede Vrijdag
Vrijdag 19 april 2019 om 19.30 uur in de Marktpleinkerk
Voorganger: | Ds. Bert L. van der Woude |
Ouderling: | Marian Karssen |
Lector: | Lenie de Vries |
Organist: | Wim Westerman |
Deze viering heeft een ingetogen karakter. In lezingen, liederen en meditatie volgen we het lijden en sterven van Jezus in het besef, dat wij het zijn, die betrokken zijn bij zijn dood aan het kruis.
STILTE
Het orgel zwijgt behalve ter ondersteuning van het zingen.
GEBED
LEZING Hosea 6: 1-11
Zingen: Gezang 177 (LvdK): 1, 2, 5 en 6
Lezing van het lijdensevangelie uit Matteüs
DE DOODSANGST VAN DE HEER
V: Nadat ze lofzang hadden gezongen, vertrokken ze naar de olijfberg. Onderweg zei Jezus tegen hen:
J: Jullie zullen mij deze nacht allemaal afvallen, want er staat geschreven: “Ik zal de herder doden, en de schapen van zijn kudden zullen uiteengedreven worden.” Maar nadat ik uit de dood ben opgewekt zal ik jullie voorgaan naar Galilea.
V: Petrus zei daarop tegen hem:
A: MISSCHIEN ZAL IEDEREEN U AFVALLEN, IK NOOIT!
V: Jezus antwoordde hem:
J: Ik verzeker je: deze nacht zul je, nog voor de haan gekraaid heeft, mij driemaal verloochenen.
V: Petrus zei:
A: AL ZOU IK MET U MOETEN STERVEN, VERLOOCHENEN ZAL IK U NOOIT.
V: Alle andere leerlingen vielen hem daarin bij.
Vervolgens ging Jezus met zijn leerlingen naar een olijfgaard die Getsemane genoemd werd. Hij zei:
J: Blijven jullie hier zitten, ik ga daar bidden.
V: Hij nam Petrus en de twee zonen van Zebedeüs met zich mee. Toen hij zich bedroefd en angstig voelde worden, zei hij tegen hen:
J: Ik voel me dodelijk bedroefd; blijf hier met mij waken.
V: Hij liep nog een stukje verder, knielde toen en bad diep voorovergebogen:
J: Vader, als het mogelijk is, laat deze beker dan aan mij voorbijgaan! Maar laat het niet gebeuren zoals ik het wil, maar zoals u het wilt.
V: Hij liep terug naar de leerlingen en zag dat ze lagen te slapen. Hij zei tegen Petrus:
J: Konden jullie niet eens één uur met mij waken? Blijf wakker en bid dat jullie niet in beproeving komen; de geest is wel gewillig, maar het lichaam is zwak.
V: Voor de tweede maal liep hij van hen weg en bad:
J: Vader, als het niet mogelijk is dat deze beker aan mij voorbijgaat zonder dat ik eruit drink, laat het dan gebeuren zoals u het wilt.
V: Toen hij terugkwam, zag hij dat ze weer sliepen, want ze waren door vermoeidheid overmand. Hij liet hen achter, liep opnieuw wat verder en bad voor de derde maal, met dezelfde woorden als daarvoor. Daarna voegde hij zich weer bij de leerlingen en zei:
J: Liggen jullie daar nog steeds te slapen en te rusten? En dat terwijl het ogenblik nabij is waarop de Mensenzoon wordt uitgeleverd aan zondaars. Sta op, laten we gaan; kijk, hij die mij uitlevert, is al vlakbij.
Zingen: Gezang 180 (LvdK) 1, 3 en 5
DE GEVANGENNEMING
V: Nog voor hij uitgesproken was, kwam Judas eraan, een van de twaalf, in gezelschap van een grote, met zwaarden en knuppels bewapende bende, die door de hogepriesters en de oudsten van het volk was gestuurd. Met hen had zijn verrader een teken afgesproken. ‘Degene die ik kus,’ had hij gezegd, ‘die is het, die moet je gevangen nemen.’ Hij liep recht op Jezus af, zei: ‘Gegroet, rabbi!’ en kuste hem. Jezus zei tegen hem:
J: Vriend, ben je daarvoor gekomen?
V: Daarop kwam de bende naderbij, ze grepen Jezus vast en namen hem gevangen. Nu greep één van Jezus’ metgezellen naar zijn zwaard. Hij trok het, haalde uit en sloeg de dienaar van de hogepriester een oor af. Daarop zei Jezus tegen hem:
J: Steek je zwaard terug op zijn plaats. Want wie naar het zwaard grijpt, zal door het zwaard omkomen. Weet je niet dat ik mijn Vader maar te hulp hoef te roepen en dat hij mij dan onmiddellijk meer dan twaalf legioenen engelen ter beschikking zou stellen? Maar hoe zouden dan de Schriften in vervulling gaan, waar staat dat het zo moet gebeuren?
V: Toen zei Jezus tegen de omstanders:
J: Met zwaarden en knuppels bent u uitgetrokken om mij te arresteren, alsof ik een misdadiger ben! Dagelijks was ik in de tempel om onderricht te geven, en toen hebt u me niet gevangen genomen. Maar dit alles gebeurt opdat de geschriften van de profeten in vervulling gaan.
V: Daarop lieten alle leerlingen hem in de steek en vluchtten weg.
Zingen: Gezang (LBK) 180: 7
VOOR DE HOGE RAAD
V: Zij die Jezus gevangen genomen hadden, leidden hem voor aan Kajafas, de hogepriester bij wie de schriftgeleerden en de oudsten bijeengekomen waren. Petrus volgde hem op een afstand tot op de binnenplaats van het paleis van de hogepriester; daar ging hij tussen de knechten zitten om te zien hoe het zou aflopen. De hogepriesters en het hele Sanhedrin probeerden een valse getuigenverklaring tegen Jezus te laten afleggen op grond waarvan ze hem ter dood zouden kunnen veroordelen, maar ze vonden er geen, hoewel zich vele valse getuigen meldden. Ten slotte meldden er zich twee die zeiden:
A: DIE MAN HEEFT GEZEGD: ‘IK KAN DE TEMPEL VAN GOD AFBREKEN EN IN DRIE DAGEN WEER OPBOUWEN.’
V:De hogepriester stond op en vroeg hem:
A: WAAROM ANTWOORDT U NIET? U HOORT TOCH WAT DEZE GETUIGEN ZEGGEN/
V: Maar Jezus bleef zwijgen. De hogepriester zei:
A: IK BEZWEER U BIJ DE LEVENDE GOD, ZEG ONS OF U DE MESSIAS BENT, DE ZOON VAN GOD.
V: Jezus antwoordde:
J: U zegt het. Maar ik zeg tegen u allen hier: vanaf nu zult u de Mensenzoon zien zitten aan de rechterhand van de Machtige en hem zien komen op de wolken van de hemel.
V: Hierop scheurde de hogepriester zijn kleren en hij riep uit:
A: HIJ HEEFT GOD GELASTERD! WAARVOOR HEBBEN WE NOG GETUIGEN NODIG? NU HEBT U MET EIGEN OREN GEHOORD HOE HIJ GOD LASTERT WAT DENKT U?
V: Ze antwoordden:
A: HIJ IS SCHULDIG EN VERDIENT DE DOODSTRAF!
Zingen: Lied 575: 1 en 2
V: Daarop spuwden ze hem in het gezicht en sloegen hem. Anderen stompten hem en zeiden:
A: PROFETEER DAN MAAR EENS VOOR ONS, MESSIAS, WIE IS HET DIE JE GESLAGEN HEEFT?
DE VERLOOCHENING
V: Petrus zat buiten, op de binnenplaats. er kwam een dienstmeisje naar hem toe, dat zei: ‘Jij hoorde ook bij die Jezus uit Galilea! Maar hij ontkende dat met klem, zodat allen het konden horen:
A: IK WEET NIET WAAR JE HET OVER HEBT
V: Toen hij wilde weggaan naar het poortgebouw, zag een andere meisje hem. Ze zei tegen de omstanders: ‘Die man hoorde bij Jezus van Nazareth! En opnieuw ontkende hij en zwoer:
A: ECHT, IK KEN DE MAN NIET!
V: Even later kwamen de omstanders naar Petrus toe, ze zeiden: ‘Jij bent wel degelijk een van hen, trouwens, je accent verraadt je.’ Daarop begon hij te vloeken en hij bezwoer hun:
A: IK KEN DIE MAN NIET!
V: En meteen kraaide de haan. Toen herinnerde Petrus zich wat Jezus gezegd had: ‘Voordat er een haan gekraaid heeft, zul je mij driemaal verloochenen.’ Hij ging naar buiten en huilde bitter.
DE TER DOOD VEROORDELING
V: De volgende ochtend vroeg namen alle hogepriesters met de oudsten van het volk het besluit Jezus ter dood te brengen. Nadat ze hem geboeid hadden, leidden ze hem weg en leverden hem over aan Pilatus, de prefect. Toen Judas, die hem had uitgeleverd, zag dat Jezus ter dood veroordeeld was, kreeg hij berouw. Hij bracht de dertig zilverstukken naar de hogepriesters en oudsten terug en zei: ‘Ik heb een zonde begaan door een onschuldige uit te leveren.’ Maar zij zeiden: ‘Wat gaat ons dat aan? Zie dat zelf maar op te lossen!’ Toen smeet hij de zilverstukken de tempel in, vluchtte weg en verhing zich. De hogepriesters verzamelden de zilverstukken en zeiden tegen elkaar: ‘We mogen ze niet bij de tempelschat voegen, aangezien het bloedgeld is.’ Na ampel beraad kochten ze er de akker van de pottenbakker mee, die dan als begraafplaats voor vreemdelingen kon dienen. Daarom heet die akker tot op de dag van vandaag de Bloedakker. Zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeet Jeremia:
‘En ze verzamelden de dertig zilverstukken, het bedrag waarop hij geschat was en dat ze hadden bepaald met de zonen van Israël, en ze betaalden er de akker van de pottenbakker mee, zoals de Heer mij had opgedragen.’
Toen Jezus voor de prefect stond, stelde deze hem de vraag: ‘Bent u de koning van de Joden?’ Jezus zei:
J: U zegt het.
V: Maar op de beschuldigingen die de hogepriesters en oudsten tegen hem inbrachten, antwoordde hij niet één keer. Daarop zei Pilatus tegen hem: ‘Hoort u niet wat deze getuigen allemaal tegen u inbrengen?’ Hij gaf op geen enkele beschuldiging enig weerwoord, wat de prefect zeer verwonderde.
Nu had de prefect de gewoonte om op elk pesachfeest één gevangene vrij te laten, en die door het volk te laten kiezen.
Er zat toen een beruchte gevangene vast, die Jezus Barabbas genoemd werd. En dus vroeg Pilatus hun, toen ze daar waren samengestroomd: ‘Wie wilt u dat ik vrijlaat, Jezus Barabbas of Jezus die de messias wordt genoemd?’ Hij wist namelijk dat ze hem uit afgunst hadden uitgeleverd. Terwijl hij op de rechterstoel zat, werd hem een boodschap van zijn vrouw overgebracht: ‘Laat je niet in met die rechtvaardige! Om hem heb ik namelijk vannacht in een droom veel moeten doorstaan.’ Ondertussen haalden de hogepriesters en de oudsten het volk over: ze moesten om Barabbas vragen, en Jezus laten doden. Weer nam de prefect het woord en hij vroeg opnieuw: ‘Wie van de twee wilt u dat ik vrijlaat?
A: BARABBAS!
V: riepen ze. Pilatus vroeg hun: ‘Wat moet ik dan doen met Jezus die de messias wordt genoemd?’ Allen antwoordden:
A: AAN HET KRUIS MET HEM!
V: Hij vroeg: ‘Wat heeft hij dan misdaan?’ Maar ze schreeuwden alleen maar harder:
A: AAN HET KRUIS MET HEM!
V: Toen Pilatus inzag dat zijn tussenkomst nergens toe leidde, dat het er integendeel naar uitzag dat men in opstand zou komen, liet hij water brengen, waste ten overstaan van de menigte zijn handen en zei: ‘Ik ben onschuldig aan de dood van deze man. Zie het zelf maar op te lossen.’ En heel het volk antwoordde:
A: LAAT ZIJN BLOED ONS DAN MAAR WORDEN AANGEREKEND, EN ONZE KINDEREN!
V: Daarop liet Pilatus Barabbas vrij, maar Jezus leverde hij uit om gekruisigd te worden, nadat hij hem eerst nog had laten geselen.
De soldaten van de prefect namen Jezus mee naar het pretorium en verzamelden de hele cohort om hem heen. Ze kleedden hem uit en deden hem een scharlakenrode mantel om, ze vlochten een kroon van doorntakken en zetten die op zijn hoofd. Ze gaven hem een rietstok in zijn rechterhand en vielen voor hem op de knieën. Spottend zeiden ze:
A: GEGROET, KONING VAN DE JODEN
V: En ze spuwden op hem, pakten hem de rietstok weer af en sloegen hem tegen het hoofd. Nadat ze hem zo hadden bespot, trokken ze hem de mantel uit, deden hem zijn kleren weer aan en leidden hem weg om hem te kruisigen.
Zingen: Gezang (LvdK) 187: 1
DE KRUISIGING
V: Bij het verlaten van het pretorium troffen ze een man uit Cyrene die Simon heette, en hem dwongen ze het kruis te dragen. Zo kwamen ze bij de plek die Golgota genoemd wordt, wat ‘schedelplaats’ betekent. Ze gaven Jezus met gal vermengde wijn, maar toe hij die geproefd had, weigerde hij ervan te drinken. Nadat ze hem gekruisigd hadden, verdeelden ze zijn kleren onder elkaar door erom te dobbelen, en ze bleven daar zitten om hem te bewaken. Boven zijn hoofd bevestigden ze de aanklacht, die luidde: ‘Dit is Jezus, de koning van de Joden’. Daarna werden er naast hem twee misdadigers gekruisigd, de een rechts van hem, de ander links.
Zingen: Lied 576b: 1, 5 en 7
V: De voorbijgangers keken hoofdschuddend toe en dreven de spot met hem:
A: JIJ WAS TOCH DE MAN DIE DE TEMPEL KON AFBREKEN EN IN DRIE DAGEN WEER OPBOUWEN? ALS JE DE ZOON VAN GOD BENT, RED JEZELF DAN MAAR EN KOM VAN DAT KRUIS AF!
V: Ook de hogepriesters, de schriftgeleerden en de oudsten maakten zulke spottende opmerkingen:
A: ANDEREN HEEFT HIJ GERED MAAR ZICHZELF REDDEN KAN HIJ NIET. HIJ IS TOCH KONING VAN ISRAËL? LAAT HIJ DAN NU VAN HET KRUIS AFKOMEN DAN ZULLEN WE IN HEM GELOVEN. HIJ HEEFT ZIJN VERTROUWEN IN GOD GESTELD, LAAT DIE HEM NU DAN REDDEN, ALS HIJ HEM TENMINSTE GOEDGEZIND IS. HIJ HEEFT IMMERS GEZEGD: “IK BEN DE ZOON VAN GOD”.
V: Precies zo beschimpten hem de misdadigers, die samen met hem gekruisigd waren.
Rond het middaguur viel er duisternis over het hele land, die drie uur aanhield. Aan het einde daarvan, in het negende uur, gaf Jezus een schreeuw en riep luid:
J: Eli, Eli, lema sabachtani?
V: Dat wil zeggen: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt u mij verlaten?’
Toen de omstanders hoorden, zeiden enkelen van hen:
A: HIJ ROEPT OM ELIA!
V: meteen kwam er uithun midden iemand toegesneld die een spons pakte en in zuere wijn doopte. Hij stak de spons op een stok en probeerde hem te laten drinken. De anderen zeiden:
A: NIET DOEN, LATEN WE EENS KIJKEN OF ELIA HEM KOMT REDDEN.
V: Nog eens schreeuwde Jezus het uit, toen gaf hij de geest.
STILTE
Zingen: Lied 558: 1, 9 en 10
Een kaarsje wordt ontstoken onder het schilderij van de kruisiging, daarna wordt de Paaskaars gedoofd.
GEBEDEN
Na elke gebedsintentie bidden wij:
A: HEER ONTFERM U
IN DE NAAM VAN JEZUS CHRISTUS ONZE HEER
ONZE KONING AAN HET KRUIS
KRUISMEDITATIE
‘Stilstaan bij het kruis’ – enkele woorden
Zingen: Lied 578 (Tijdens het zingen kunnen mensen naar voren komende een kaarsje aan te steken, bij wijze van ‘kruishulde’.
DE GRAFLEGGING (Overgang naar de Stille Zaterdag)
V: Toen de avond gevallen was, arriveerde er een rijke man die uit Arimatea afkomstig was. Hij heette Josef en was ook een leerling van Jezus geworden. Hij meldde zich bij Pilatus en vroeg hem om het lichaam van Jezus. Hierop gaf Pilatus bevel het aan hem af te staan. Josef nam het lichaam mee, wikkelde het in zuiver linnen en legde het in het nieuwe rotsgraf dat hij voor zichzelf had laten uithouwen. Toen rolde hij een grote steen voor de ingang van het graf en vertrok.
Zingen: Slotlied voor de Goede Vrijdag: Lied 590
We bidden het gebed des Heren zonder de verheerlijking:
V: Onze vader, die in de hemelen zijt,
uw Naam worde geheiligd;
uw koninkrijk kome;
uw wil geschiede,
gelijk in de hemel, zo ook op aarde.
Geef ons heden ons dagelijks brood;
en vergeef ons onze schulden,
zoals ook wij vergeven onze schuldenaren;
en leid ons niet in verzoeking,
maar verlos ons van de boze.
A: AMEN (Zwijgend verlaten we het kerkgebouw).
Morgenavond wordt de Paaswake gehouden om 22.00 uur in de Marktpleinkerk.
De viering wordt voortgezet in de verhalen van herschepping, die ieder uur gelezen worden. Het is mogelijk om de nacht (of een deel er van) wakend door brengen tot 7.00 uur in de morgen.