Deel 1
Op de laatste zondag van november eindigt het kerkelijk jaar. Daarna begint een nieuw jaar dat ingeluid wordt door een periode van uitzien en verwachting: Advent.
Bovengenoemde zondag luistert naar de naam eeuwigheidszondag en is al geruime tijd de zondag waarop de geliefde overledenen, die in het afgelopen kerkelijk jaar gestorven zijn herdacht worden. Wij noemen hun namen, schrijven die één voor één bij op een steentje en steken een kaarsje aan ter nagedachtenis.
Troostende woorden
De Evangelielezing op deze zondag zal ook dit jaar een deel uit de Bergrede zijn. Zou ik het leesrooster volgen dan was Marcus 13: 14-27 aan de beurt en dat is een uiterst moeilijk gedeelte. Het gaat daarin over de verschrikkingen die zullen komen en zonder uitleg kan deze tekst niemand bemoedigen. Maar zelfs als de uitleg zou lukken (doorgaans schrik ik er niet voor terug deze uitdaging aan te gaan) laten de woorden uit Marcus een indruk achter die wellicht niet meer bij te stellen is. Dit geldt des te meer omdat we familieleden van overledenen verwachten die lang niet allemaal vertrouwd zijn met Bijbelse beelden die willen waarschuwen.
Daarom geen lezing over de zogeheten eindtijd, maar troostende woorden uit de Bergrede. Omdat er tijdens de dienst beperkt ruimte is voor uitleg grijp ik er in dit meditatief vast op vooruit en doe dat in een viertal afleveringen. Er zijn acht zaligsprekingen die in twee delen zijn opgebouwd. De vijfde zaligspreking borduurt voort op de eerste, de zesde op de tweede, enz.
Een tweede Mozes
Voordat ik de eerste beide corresponderende zaligsprekingen ga toelichten houd ik een korte inleiding op de Bergrede zelf. De evangelist Mattheüs schildert Jezus als een tweede Mozes. Mozes leidde de kinderen van Israël uit het land van de angst naar het land van belofte. Jezus leidt mensen uit het donker naar het licht. De Farao uit het verhaal van Mozes zien we terug in Herodes die beveelt dat net als in Egypte de pasgeboren jongetjes in Bethlehem vermoord moeten worden. Gewaarschuwd door de wijzen uit het Oosten vlucht de heilige familie naar Egypte. Vandaar wordt Jezus geroepen om naar zijn volk om te zien en hij doet dat zoals gezegd als een tweede Mozes. Zoals Mozes de Tien Woorden ontvangt op de berg en meedeelt aan het volk, zo spreekt Jezus zijn leerlingen toe vanaf de berg om de ware bedoeling te laten zien van wat bij Mozes begonnen is. Daarom noemen we zijn toespraak de Bergrede.
De zaligsprekingen
Jezus begint de Bergrede met de zaligsprekingen. Hier stuiten we meteen op een vertaalkwestie. Ik zal dat laten zien door de NBG-vertaling uit 1951 en die van de NBV uit 2004 onder elkaar te zetten:
Zalig de armen van geest, want hunner is het Koninkrijk der hemelen (NBG)
Gelukkig wie nederig van hart zijn, want voor hen is het koninkrijk van de hemel (NBV)
Waar in de eerste vertaling ‘zalig’ wordt gebruikt, kiest de nieuwe vertaling voor ‘gelukkig’.
Wat iemand bij een woord voelt is persoonlijk. Ik moet bij zalig vooral denken aan het hiernamaals en zo lijken de zaligsprekingen vanaf het begin een hemelse beloning voor wat er op aarde geleden wordt. Het woord ‘gelukkig’ wijst een andere richting en ik denk terecht. Geluk is meer verbonden met het aardse bestaan en gunt mensen hier het goede.
Zijn wie je bent
Deze bedoeling zal nog duidelijker worden als we bedenken om wie het in de eerste zaligspreking gaat. Het lijkt nogal een verschil, ‘armen van geest’ of ‘nederigen van hart’.
De evangelist Lucas laat in zijn versie van de zaligsprekingen (Lucas 6: 20 -26) het woord ‘geest’ weg en spreekt eenvoudig over ‘armen’. Dan is het duidelijk dat hij het heeft over wie geen bezit hebben en vaak op hulp van anderen aangewezen zijn. Maar wat zijn armen van geest? Hier worden geen mensen bedoeld met een beperkt inzicht of wie ervan afziet om na te denken. De intentie rijkt dieper. Jezus weet dat mensen zich zorgen maken over hoe ze overkomen en zich vaak groter voordoen dan ze zijn. Voor God, zo is zijn overtuiging, is dat niet nodig. Voor Gods aangezicht mag je zijn wie je bent. De nieuwe vertaling onderstreept dat door hier het woord nederig te gebruiken, maar ik houd niet van dat woord. Het klinkt teveel naar buigen en onderwerpen. Bescheidenheid vind ik beter passen. Wie eerlijk is beseft hoe betrekkelijk alles is waarop je je zou kunnen laten voorstaan. Wie een keer door een crisis gegaan is en aangewezen was op de hulp van anderen, voelt dat des te meer. Niemand redt zichzelf, hoe hard we het soms ook roepen en een deugd als zelfredzaamheid aanprijzen. Wie het goed gaat heeft mazzel en als je dat beseft past dankbaarheid. Wie vanuit zo’n houding leeft brengt de hemel een stukje dichter naar de aarde.
Barmhartigheid
Daarmee zijn we meteen bij de corresponderende vijfde zaligspreking. Ik zet beide vertalingen opnieuw onder elkaar:
Zalig de barmhartigen, want hun zal barmhartigheid geschieden (NBG)
Gelukkig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden (NBV).
Het verschil is dit keer niet groot en beide versies vormen een nadere toelichting op de eerste zaligspreking. Wie heeft geleerd om echt te zijn en voor Gods aangezicht de eigen beperkingen te beseffen ontwikkelt een gevoel voor mededogen. Wie van zichzelf denkt alles goed te doen zal weinig compassie kennen voor wie het er minder goed van afgebracht heeft. Hadden ze maar beter hun best moeten doen of beter moeten oppassen.
Als vorm van burgerlijke moraal kun je daarmee misschien nog wegkomen, maar Jezus preekt geen burgerlijke moraal. Hij wordt, zo kunnen we in het Evangelie lezen, door ontferming bewogen als hij ziet hoe moeilijk mensen het hebben om met vallen en opstaan hun plek in het leven te vinden. De man uit Nazareth verwijst daarom naar God. Mensen kunnen zich met elkaar vergelijken en dan gunstig afsteken ten opzichte van anderen. In Gods ogen vallen die verschillen in het niet. God kijkt, zo vertelt Jezus, naar wat mensen nodig hebben en niet naar wat ze menen te verdienen. Dat lijkt onrechtvaardig, maar is het niet. Het is een houding geboren uit goedheid die voortkomt uit barmhartigheid zonder grenzen.
Eerlijk en authentiek
Deze barmhartigheid maakt mensen gelukkig. Zowel degenen die het betonen als wie het ontvangt. Dat hangt enkel af van de omstandigheden en die kunnen zomaar veranderen.
Leef daarom zo eerlijk en authentiek mogelijk, lijkt Jezus te zeggen. Leg alle schijn af en neem afstand van zaken waar je niet echt op kunt bouwen. Daar voel je jezelf gelukkiger bij en ook anderen zal het goed doen. Dat is wat Jezus als kern ziet van de tien woorden, waarbij een God die bevrijdt het voorteken vormt en al het andere in het licht van zijn barmhartigheid laat zien.
Dat hebben we nodig als we onze geliefde overledenen gedenken. Ook zij brengen ons dichter bij wat er werkelijk toe doet in het leven.