Lutherbiografie deel 29

Maarten Luther, Rebel der genade

Deel 29

“Dr. Luther, zo waar ik leef” stottert de koetsier. Nauwelijks heeft hij dat gezegd of de metgezellen van de kruisboogschutter pakken Maarten ruw bij zijn pij en trekken hem onder krijgshaftige kreten en luid gevloek van de wagen. Protesteren helpt niet. De ruiters nemen Maarten Luther mee en dwingen hem naast de paarden te lopen. Het nieuws van de ontvoering verspreidt zich als een lopend vuur. Een enkeling verheugt zich, maar velen voelen woede en droefheid. Albrecht Dürer, de schilder uit Neurenberg, die op dat moment op reis is in de Nederlanden, noteert in zijn dagboek:

Op de vrijdag voor Pinksteren (17 mei) 1521 bereikte het bericht Antwerpen dat Luther op een verraderlijke manier gevangen is genomen. […] Tien ruiters namen deze verkochte  vrome, met de Heilige Geest verlichte man mee, want hij was iemand die het ware christelijke geloof beleed. En leeft hij nog? Of hebben ze hem vermoord – wat ik niet weet – want hij heeft moeten lijden omwille van de christelijke waarheid omdat hij het onchristelijke pausdom getuchtigd heeft… O God! Is Luther dood? Wie zal ons dan het Evangelie zo helder uitleggen! Ach God, wat had hij voor ons in 10 of 20 jaar nog kunnen schrijven!

 

Een list

Een aantal mensen houdt hoop maar slechts een klein groepje – onder wie Spalatinus, Amsdorff, Melanchton en Lucas Cranach – weet dat het hier om een list van Frederik de Wijze gaat. De keurvorst wil zijn in de ban gedane professor buiten schot houden om tijd te winnen en laat hem ontvoeren naar  de Wartburg.

Uit het zicht van zijn eerdere reisgezelschap zetten zijn ontvoerders Luther op een paard en enkele uren later komt deze onervaren ruiter helemaal geradbraakt aan in zijn ‘herberg’. Met deze vage aanduiding beschrijft hij zijn bestemming in een brief aan Amsdorff. Niet dat hij niet weet waar hij is, maar hij is verplicht tot geheimhouding. Hij moet zijn pij afleggen en zijn tonsuur verbergen door zijn haar te laten groeien. Een baard moet er voor zorgen dat zelfs zijn vrienden hem niet zullen herkennen. Zo kan Luther als jonker Jörg zich op de burcht en in de stad Eisenach relatief vrij bewegen.

 

Jonker Jörg

Wanneer in de vroege zomer nieuwe boeken van Luther vanuit Wittenberg in het rijk verspreid worden weet iedereen dat de reformator leeft. Maar waar hij zich bevindt moet geheim blijven. Jonker Jörg moet bij zijn bezoeken aan de stad blijven oppassen en zich uit de voeten maken wanneer hij herkend dreigt te worden. Als hertog Johann, de broer en mederegent van Frederik de Wijze, een bezoek aan de Wartburg brengt vermijdt hij ieder contact met Luther en dat terwijl ze een levendige briefwisseling met elkaar voeren.

Wel heeft Maarten een goede verstandhouding met Hans von Berlepsch, keurvorstelijk hoofdman van de burcht en daarmee zijn gastheer. Hij zorgt dat Luther over de nieuwste boeken kan beschikken (zoals die van Karlstadt) en zet Luther zoveel heerlijke spijzen voor dat de bescheiden monnik zich geneert. Zelfs voor de jacht wordt Luther uitgenodigd. Hij bekommert zich echter meer om het lot van levend gevangen hazen dan om de voorraad geschoten wild. En jonker of niet, het theologiseren kan hij niet laten en hij schrijft over netten en honden: “want wat betekent dit beeld (van de drijfjacht) anders dan de belaging van de duivel, die door goddeloze leraren, zijn honden (namelijk bisschoppen en theologen) op onschuldige dieren jaagt.”  Spalatinus, aan wie hij deze regels schrijft dreigt hij schertsend: “jullie wildbraadjagers zullen in het paradijs zelf het wildbraad zijn.

 

Begrijpelijke taal

Hoewel Luther klaagt dat hij moe wordt van het lui zijn is hij tijdens zijn ‘gevangenschap’ op de Wartburg bijzonder productief. Behalve dat hij zijn pijlen richt op onbijbelse pauselijke misstanden, houdt hij zich tegelijk bezig met de opbouw van de protestantse eredienst. Als hulpmiddel voor deze diensten waarin de preek een centrale rol speelt schrijft Luther zogeheten postilles. Oorspronkelijk zijn dit kanttekeningen naast de tekst van de bijbel, die later uitgroeien tot preekschetsen, zoals bij Luther. Voor iedere zondag in het kerkelijk jaar schrijft Luther een voorbeeldpreek. Frederik de Wijze heeft Luther hiertoe aangezet en op de Wartburg pakt hij de draad van deze postilles weer op. Het laatste deel dateert van maart 1521 en tot dan toe zijn alle preken in het latijn verschenen. Luther wijzigt nu zijn koers. Niet alleen moeten predikanten leren hun gemeente op te bouwen, maar tegelijk hoe er voor hun gehoor begrijpelijk gepreekt kan worden (“dem Volk aufs Maul schauen” is de uitdrukking die Luther hier zelf gebruikt). Kijken naar hoe mensen zelf praten en dat brengt Luther ertoe om de reeks postilles in het Duits af te ronden.

Vanaf de zomer van 1521 laat hij ze in afzonderlijke delen vanuit Wittenberg verschijnen. Deze postilles laten heel goed zien hoe Luther hoog op de burcht in het Thüringer woud vecht tegen het oude en een fundering legt voor het nieuwe.

 

Bijbelvertaling

De Duitse taal speelt daarbij een grote rol en leidt hem naar de vertaling van het Nieuwe Testament in de volkstaal. In nog geen elf weken klaart Luther die klus, waarbij hij geholpen wordt door het voorbereidend werk van Erasmus. Onze beroemde landgenoot heeft een nauwkeurige editie van het Nieuwe Testament in het Grieks bezorgd, die Luther op zijn schrijftafel heeft liggen. Naast aandacht voor de grondtaal doet Luther veel moeite om in de ontvangende taal tal van uitdrukkingen te bedenken die aansluiten bij het begrip van zijn volksgenoten.

De postilles zullen samen met de Lutherbijbel een stevig stempel drukken op de cultuur van het Duitse protestantisme. Niet alleen op de uitleg van de bijbel of de preekstijl van de predikanten, maar ook op de gedachtenwereld van de mensen die naar de preken luisteren en daar thuis over na praten. Luther houdt daarbij rekening met de praktijk en weet hoe beperkt veel predikanten zijn.

Hij vindt het belangrijk dat “het niet meer voorkomt dat iedereen maar preekt wat hij wil en dat in plaats van over het Evangelie over blauwe eenden (lees: eigen fantasieën)  wordt gepreekt.”  Dan kan er in noodgevallen beter een preek uit de postilles voorgelezen worden. Dat dit advies ook vandaag nog geldt doet niets af aan opvoedkundige prestatie  van Luthers preken. Daar kunnen (toen en nu) zowel protestanten als katholieken hun voordeel mee doen.

 

Doorbraak

De beslissing om van het Latijn over te gaan naar het Duits is veel meer dan een hulpmiddel voor predikanten. Op de Wartburg kijkt Luther terug en beleeft opnieuw hoeveel mensen hem hebben toegejuicht op zijn tocht naar Worms en hoeveel mensen er naar zijn preken hebben geluisterd. Deze indrukken leiden tot een definitieve doorbraak, die Luther in een brief van november 1521 aan de reformator Nicolaus Gerbel in Straatsburg zo verwoordt: “voor mijn Duitsers ben ik geboren en hen wil ik dienen”.

Dat de Nazi’s deze woorden voor eigen propaganda misbruikt hebben doet geen recht aan Luthers intentie. Dat zal later nog uitvoerig aan bod komen.

ds. Bert L. van der Woude

Sinds april 2000 werk ik als predikant binnen wat nu de Protestantse Gemeente Winschoten (PGW) heet. De eerste zeven jaar nog in combinatie met de gereformeerde kerk van Westerlee en nu ruim tien jaar volledig in Winschoten.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *