Lutherbiografie deel 28

Maarten Luther, Rebel der genade

Deel 28

Helemaal erdoor is Luther nog niet. In de dagen na zijn optreden tijdens de Rijksdag wordt er veel gediscussieerd en veel onderhandeld. Hij blijft echter bij zijn beslissing. Zij twijfel heeft hij overwonnen en met zijn toespraak is hij een weg ingeslagen die onomkeerbaar zal blijken. De breuk met Rome is een feit. De christenmens heeft zich bevrijd, maar het Christendom in Europa ligt in stukken.

 

Een notoire ketter

De keizer kan niet anders dan Luther in de ban doen. Het is achteraf gezien jammer dat ze op dit belangrijke moment niet nader tot elkaar zijn gekomen. Terwijl de ster van Luther rijst wordt Karel vaak afgedaan als een (theologisch) onwetende vorst, die andere zorgen aan zijn hoofd heeft dan de zaak van deze kleine monnik. Toch staan ze wat de hervorming van de kerk betreft dichter bij elkaar dan doorgaans gedacht wordt. Luther heeft met zijn woorden “Hier sta ik” geschiedenis geschreven terwijl de brief die keizer Karel nog op diezelfde dag schrijft en de volgende dag laat voorlezen aan alle afgevaardigden van de rijksdag in vergetelheid is geraakt. Uit deze brief blijkt – meer dan het hof op dat moment en later wil toegeven – dat de jonge keizer geraakt is door het optreden van de monnik uit het verafgelegen Saksen. Niet dat hij onzeker is geworden. Integendeel. Karel is zich sterk bewust van zijn rol als keizer en verdediger van het katholieke geloof. Hij voelt zich geroepen om zijn persoonlijke op traditie gestoelde geloofsovertuiging in te brengen tegen de naar zijn mening subjectieve aanmatiging van deze ketterse monnik. Hij spijt hem dat hij zo lang geaarzeld heeft om maatregelen te nemen tegen Luther en diens valse leer en zo schrijft hij “ik ben vastbesloten niet meer naar hem te luisteren, … maar tegen hem op te treden als tegen een notoire ketter.”

 

Karels geloof

De brief van keizer Karel getuigt niet van een oppervlakkig traditionalisme, maar stoelt net als Luthers overtuiging op persoonlijke religiositeit en op een om zijn zielenheil bezorgd geweten. De wortels van deze vroomheid zijn te vinden bij Erasmus en de moderne devotie uit de Nederlanden (die Luther als leerling in Maagdenburg leert kennen), die hem is bijgebracht door zijn leermeester Adrianus van Utrecht, de latere paus.* Verder spelen de ridderorden een belangrijke rol, zoals die van het gulden vlies waarin Karel als kind al is opgenomen en die sint Joris de drakendoder als schutspatroon heeft. In Valencia heeft hij op een groot vleugelaltaar gezien hoe sint Joris de christelijke legers tot de overwinning brengt. Dit religieuze ridderideaal dat in die tijd nog velen voor ogen staat, bezielt hem tot de strijd voor de christelijke leer, wel wetend dat deze strijd alleen door een innerlijke vernieuwing van de kerk gewonnen kan worden. Het humanisme en de moderne devotie staan aan de wieg van deze vernieuwing.
Karel en Luther, twee mensen, twee werelden, keizer en monnik, die een ideaal delen, maar elkaars achtergrond niet kennen en elkaars taal niet spreken.

 

Standvastig

In Worms is het onrustig. Op de dag dat Luther de Rijksdag verlaat, zien mensen zijn twee begeleiders en denken dat hij gearresteerd is. Pamfletten pro en contra Luther gooien olie op het vuur. Dat moet geblust worden. In de afhandeling nadien krijgt Luther nog een uitnodiging om tot een vergelijk te komen. Hoewel ze hem met achting en begrip tegemoet treden is het doel gelijk gebleven. Geen nieuw dispuut maar een broederlijke vermaning om alsnog te herroepen. Het is een herhaling van zetten. Nieuw is wellicht het argument om het gewaad van Christus (symbool voor de eenheid van de kerk) niet te scheuren. Luther kan hier niet op in gaan en houdt vast aan wat hij gelooft. Als Christus zelf al door God is bestemd als een ‘steen des aanstoots’, hoe kan Luther hem dan omwille van de lieve vrede tot iets anders maken? Als laatste poging om hem van zijn standpunt af te brengen komt er een uitdaging van Johannes Cochlaeus, die zich heeft ontwikkeld tot één van Luthers felste tegenstanders. Hij wil met Luther in dispuut, maar dan moet deze afzien van een vrijgeleide. Natuurlijk wil Luther daar graag op in gaan maar de juristen van de keurvorst raden het hem ten stelligste af. Meer gewiekst dan Luther in deze zaken zien zij de adder onder het gras.

 

Strijdbaar

Daarna wil Luther het liefst op eigen gelegenheid afreizen, maar Spalatinus dringt er bij hem op aan te wachten tot de officiële toestemming. Daar hoort de vrijgeleide bij die hem is beloofd en waaraan de keizer zich houdt.

Op 25 april komt Von der Ecken hem meedelen dat hij zich binnen eenentwintig dagen moet begeven naar zijn woonplaats. Onderweg mag hij niets verkondigen, schrijven of op andere wijze het volk onrustig maken. De keizer blijft bij zijn voornemen om Luther, als gevolg van zijn weigering te herroepen, in de rijksban te doen.
Luther benadrukt van zijn kant dat hij geen kans heeft gekregen voor een openbaar dispuut en evenmin door Gods woord is weerlegd. Hij stemt in met de keizerlijke voorwaarden van een vrijgeleide, maar behoud zich het recht voor “het woord van God te belijden en daarvan te getuigen.’ Dus… op zijn terugreis te preken.
En dat gebeurt. Als hij in zijn geliefde Eisenach aankomt wordt hij overweldigt door herinneringen en besluit te gaan preken. De pastoor van de Georgenkirche wordt onder druk gezet om dit verhinderen maar de gemeente denkt daar anders over en maakt het mogelijk dat Luther op 3 mei de kansel beklimt. Hij preekt over Psalm 16:

U levert mij niet uit aan het dodenrijk
en laat uw trouwe dienaar het graf niet zien.
U wijst mij de weg naar het leven:
overvloedige vreugde in uw nabijheid,
voor altijd een lieflijke plek aan uw zijde.

Strijdbaar, zeker en vol vertrouwen legt hij deze woorden uit.

Van Eisenach reist hij naar Möhra, want eindelijk wil hij de streek leren kennen waar zijn voorouders vandaan komen en hij is verbaasd dat de Luders zo talrijk vertegenwoordigd zijn. Ook hier preekt hij voordat hij verder reist. Als ze op een weg in de buurt van de burcht Altenstein komen, wordt het gezelschap door ruiters overvallen. Eén van de belagers richt de pijl van zijn kruisboog op de voerman. “Als je leven je lief is zeg mij dan onmiddellijk wie je daar op je wagen hebt…”

 

 

*Zeer leesbaar en alleszins aan te bevelen is het boek van Twan Geurts, De Nederlandse paus, Adrianus van Utrecht 1459-1523. Uitgeverij Balans Amsterdam 2017.

ds. Bert L. van der Woude

Sinds april 2000 werk ik als predikant binnen wat nu de Protestantse Gemeente Winschoten (PGW) heet. De eerste zeven jaar nog in combinatie met de gereformeerde kerk van Westerlee en nu ruim tien jaar volledig in Winschoten.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *