Maarten Luther, Rebel der genade
Deel 27
Heel anders dan een dag eerder begint Maarten, nadat hem het woord is gegund, met vaste stem aan een lange redevoering die hij zowel in het Duits als in het Latijn houdt.
Hij verontschuldigt zich uit voorzorg bij de aanwezigen voor een mogelijk vergrijp tegen de hoofse zeden en gebruiken. Ze moeten bedenken dat hij niet aan het hof verkeert, maar in een uithoek van een klooster woont. Dan legt hij uit dat zijn geschriften niet allemaal van dezelfde aard zijn. Er bevinden zich boeken op bijbelse grondslag tussen die gaan over geloof en vroomheid. Daartegen heeft de paus geen bezwaar gemaakt. Deze boeken kan hij niet herroepen want daarmee zou hij het belijden van allen die hiermee instemmen in twijfel trekken.
Kritiek op het pausdom
Een tweede categorie boeken bekritiseert het pausdom, de slechte leer en verkeerde voorbeelden.
Maar het is toch zonneklaar dat het geweten van de gelovigen door de pauselijke wetten en menselijke leer verstrikt raakt en belaagd wordt. Ook het bezit en vermogen van met name deze grootse Duitse natie wordt door een ongelooflijke tirannie verzwolgen. Als ik echter de geschriften waarin deze kritiek geuit wordt zou herroepen, dan zou ik, Maarten Luther, een steunpilaar voor deze tirannie oprichten en voor deze goddeloosheid niet alleen de ramen maar ook de deuren opendoen. Ze zou nog meer en ongehinderd haar gang gaan en haar voor het volk ondraaglijke heerschappij zou door het getuigenis van mijn herroeping gesterkt en bevestigd worden. Wat een schande zou dat zijn, lieve God, als ik me zo lichtvaardig bij deze tirannie zou neerleggen!
Polemieken
Dan is er nog een derde categorie boeken, de polemieken (strijdschriften), die gericht zijn tegen individuele personen. Hoewel Maarten toegeeft dat deze boeken heftiger van stijl zijn dan passend bij zijn beroep, heeft zijn ironische bekentenis toch ook iets komisch.
Luther beschikt over zo’n rijkdom aan uitdrukkingsmogelijkheden in het Duits, dat zijn polemieken af ten toe furieus worden. Voor onze oren klinken ze uiterst heftig en zelfs kwetsend. Maar ook deze geschriften kan hij niet herroepen, want hij heeft daarin niet voor zichzelf gestreden maar voor Christus en daarom heeft hij niet ‘de vrije hand’ om deze geschriften te herroepen want het gaat niet om hem maar om God. Omdat hij, Maarten Luther, ook maar een sterfelijk mens is en zich vergissen kan, roept hij zijn tegenstanders op om hem op basis van de Heilige Schrift te weerleggen. Als ze aan de hand van het Nieuwe Testament kunnen aantonen dat hij dwaalt zal hij als eerste zijn boeken in het vuur werpen.
Als Jezus voor Pilatus
Hoewel hij luid en duidelijk spreekt zijn er sommigen die zijn subtiliteiten niet begrijpen.
Keizer Karel, voor wie het vertaald moet worden, krijgt slechts een beperkte indruk van Luthers toespraak. Dan wendt Luther zich rechtstreeks tot de keizer en voelt zich daarbij als Jezus voor Pilatus.
Uwe Majesteit, Christus de HEER zegt in het evangelie: ‘Jullie moeten niet denken dat ik gekomen ben om op aarde vrede te brengen. Ik ben niet gekomen om vrede te brengen maar het zwaard.’ (Mattheüs 10: 34) Daarom bidt ik u het ware geloof te beschermen en als ware vorst de gelovigen uit de Babylonische ballingschap te bevrijden want de HEER zegt tenslotte: ‘Wie zijn leven wil redden, zal het verliezen. Maar wie zijn leven verliest om mijnentwil zal het vinden.’
Hiermee waarschuwt hij de keizer ondubbelzinnig om voor de verkeerde partij te kiezen en daardoor tot zijn schade Farao of koning van Babel te worden. In deze kwestie kent Luther geen terughoudendheid. Zoals hij aartsbisschop Albrecht niet gespaard heeft, zo spaart hij evenmin de keizer.
De toespraak genegeerd
Hoewel zijn redevoering helder is geweest eist men herroeping tot iedere prijs. Tot een dispuut komt het niet en men negeert zijn toespraak. Zijn woorden gaan niet over de zaak die voorligt, beweert von der Ecken. En hoe zou dat ook kunnen als de heren niet willen luisteren. “Martinus’, zo beveelt von der Ecken hem vanuit de hoogte “laat je gewetensbezwaren varen, zoals het betaamt. Geef nu een duidelijk antwoord. Herroep je of herroep je niet? Ja of nee? Het is één van beiden. Ja of nee?”
‘Hier stehe ich…’
Nu is het punt bereikt, alles ligt op tafel. Geen inhoud of redenen tellen meer, alleen de kille eis van de macht, een macht die zich van zichzelf maar al te bewust is. Wat had legeraanvoerder Frundsberg, een man die geen enkele vrees kent, ook al weer gezegd?: “Monnikje, jou wacht een zware weg”.
Nu is het dus zover. Vrede en rust dalen in hem neer en hij meent God te voelen. Maarten weet wat hij moet zeggen; wat de gevolgen zullen zijn weet hij niet.
Omdat u antwoord verlangt zal ik dat zonder omwegen geven. Als ik niet word overwonnen door het getuigenis van de Schrift of door evidente redenen – want ik geloof niet enkel de paus noch de concilies, omdat vaststaat dat ze vaak gedwaald en zichzelf tegengesproken hebben – ben ik overwonnen door de door mij aangehaalde schriftgedeeltes en gevangen in het Woord van God. Ik kan en wil niet iets herroepen want het is gevaarlijk en niet heilzaam tegen het geweten in te gaan.
Hier sta ik, ik kan niet anders, God sta mij bij, Amen.
Dit is ongehoord. De kleine monnik heeft iedereen getrotseerd. Luther verlaat de rijksdag.
“In het vuur met die ketter” roept de Spaanse garde van keizer Karel hem na in het Spaans. Maar die macht hebben ze niet. De rijksridders staan borg voor zijn veiligheid.
Als Maarten zijn onderkomen betreedt zegt hij vrolijk en opgelucht: “Ik ben er doorgekomen. Ik ben er door.” Een last is van hem afgevallen. Moge komen wat komt…
Wordt vervolgd.