Voor Gods aangezicht

Samenvatting van de verdenking van zondag 22 april 2018 naar de lezing van Genesis 6: 1 t/m 4

Deze zondag zijn we aanbeland bij een bijzondere en wat duistere passage in het boek Genesis. Als je leest over godenzonen en mensendochters, over giganten en helden, lijkt het eerder alsof je een boek over Griekse mythologie hebt opengeslagen dan de Bijbel. Wat beoogt dit verhaal ons te vertellen?

 

Tussen het paradijs en de grote vloed

Het verhaal is niet los te zien van de rest. Het krijgt pas zin als je het verbindt met wat eraan vooraf gaat en wat erna komt. Het is de opmaat naar het verhaal van de grote vloed. Daar vallen de schijnwerpers op één mens: Noach. Zijn naam betekent troost.

Eraan vooraf wordt het verhaal van het paradijs verteld. De mens wordt in de tuin van God geplaatst, Eden, wat ‘geluk’ betekent. Het is een ruimte waarin de mens, Adam, zich kan ontplooien, ontwikkelen en gelukkig kan zijn. Echter niet alleen, want uit de rib van Adam schept God Eva, moeder van alle levenden. Er wordt verteld dat zij naakt zijn, maar zich niet schamen, als beeld voor mensen die zich kwetsbaar voor elkaar durven op te stellen. In het midden van de tuin staat een boom als symbool voor God zelf. Hij biedt houvast, oriëntatie. De tuin is een plek waar je niet kan verdwalen. Dat beeld blijft door alle verhalen heen.

 

De oriëntatie kwijt

De schrijver van Genesis laat echter zien wat er gebeurt als een mensen die oriëntatie vergeten, als zij het spoor bijster raken, zichzelf op een voetstuk plaatsen en andere mensen aan zich ondergeschikt maken. Zo lazen we de vorige weken over Eva en de slang en over Kaïn en Abel. De verhalen van Genesis zijn niet bedoelt om de mens te veroordelen, maar om inzicht te geven en ze het spoor weer terug te laten vinden. Ze gaan niet over het noodlot, maar bieden een kans.

 

God naar de achtergrond

Maar eerst lijkt het van kwaad tot erger te gaan. Na de moord op zijn broer Abel moet Kaïn vluchten. Om het ergste in te dammen geeft God hem een teken dat aangeeft dat hij niet gedood mag worden. God belooft hem dat degene die hem doodt zevenmaal gewroken zal worden. Kaïn zwerft vervolgens over de aarde, vindt een vrouw en krijgt kinderen en kleinkinderen. Een van zijn beruchte nazaten is Lamech. Lamech neemt twee vrouwen en zingt een lied waaruit zijn hoogmoed spreekt: ‘Kaïn wordt zevenmaal gewroken, maar wie mij iets aandoet zal zevenenzeventigmaal gewroken worden’. Met deze man lijkt het alsof de mens alle gevoel voor maat is kwijtgeraakt. Hij zet zichzelf op een voetstuk en ziet anderen alleen als een sta in de weg.

Gaandeweg in het verhaal verdwijnt God steeds meer naar de achtergrond. Hij gaat niet meer in dialoog met de mensen. In het Paradijs wandelde Hij nog naast de mens en ook met Kaïn ging Hij in gesprek. Nu is het gesprek helemaal afgelopen.

 

Het aangezicht van de aarde

Met dit in het achterhoofd valt het verhaal van Genesis 6 meer op z’n plaats. Het aangezicht van de aarde wordt hier beschreven. Daar tegenover staat het aangezicht van God. Deze woorden klinken ouderwets, maar geven precies aan wat ertoe doet: dat ieder mens zich gekend, geliefd en gewaardeerd mag weten voor God. In Genesis 6 is Gods aangezicht weggeraakt. Het gesprek verstomd. Alles wat overblijft is het aangezicht van de aarde. De platte werkelijkheid, zonder bezieling.

‘Zo kwamen er steeds meer mensen op de aarde en zij kregen dochters.’ De zonen worden niet genoemd, alleen de dochters, waarschijnlijk vanwege de relatie met de godenzonen. Deze is vaak romantisch opgevat. De godenzonen werden gezien als een soort engelen. Het is echter geen mooi mythisch plaatje. De godenzonen kiezen uit de mensendochters wie ze maar willen. Daaruit spreekt willekeur, bijna een vergrijp. Het gaat hier niet om engelen, maar om mensen die vol zijn van zichzelf, die denken dat ze kunnen doen wat ze maar willen. Het verhaal laat wederom zien waar het toe leidt als de mens zichzelf ziet als de maat van alle dingen.

Het paradijs, waar de man en de vrouw kwetsbaar voor elkaar durven zijn, is ver weg. De mens erkend zichzelf en daarmee zijn medemens niet meer als een kind van God en wil over zijn naasten heersen. De scene wordt versterkt door het beeld van de giganten en de helden op te roepen, een inkleuring die er geen twijfel over laat bestaan hoe ernstig de situatie is. Denk bijvoorbeeld aan dictators of koningen die hun volk misbruiken voor eigen macht.

Genesis vertelt ook dat de leeftijd van de mens langzamerhand terugloopt. Ook dit heeft symbolische betekenis: de mens die op eigen kracht zijn grenzen wil verleggen, merkt uiteindelijk dat het eigen leven alleen maar kleiner wordt. Wie zichzelf verhoogd, houdt weinig aan menselijkheid over.

 

Een spiegel

Zo zit het verhaal vol van waarschuwing. En als we gewaarschuwd zijn, komt het verhaal van Noach, de mens op wie Gods licht zich gaat richten, en in wie ieder mens zich mag herkennen. Het verhaal van Genesis houdt ons een spiegel voor. Ten goede, om ons een richting aan te wijzen, ten kwade om ons te behoeden voor verkeerde keuzes. En te midden van dat alles, mogen we leven voor Gods aangezicht, is er iemand die zich voortdurend blijft aantrekken wie mensen zijn. Als we het zelf maar willen zien, willen waarnemen en beantwoorden.

ds. Bert L. van der Woude

Sinds april 2000 werk ik als predikant binnen wat nu de Protestantse Gemeente Winschoten (PGW) heet. De eerste zeven jaar nog in combinatie met de gereformeerde kerk van Westerlee en nu ruim tien jaar volledig in Winschoten.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *