Samenvatting van de overdenking van zondag 15 april, naar de lezing van Genesis 4: 1-16.
Het verhaal van Kain en Abel is een verhaal uit het Boek van het Begin en is tekenend is voor wie mensen zijn. Maar meer dan dat nodigt het mensen uit om na te denken over zichzelf en de wereld. De hoop daarbij is dat het niet hoeft te gaan zoals in het verhaal, dat de ene mens opstaat tegen de ander. Dit geldt zowel voor enkelingen als voor groepen die tegen elkaar opstaan en elkaar het licht in de ogen niet gunnen. Belangrijk om het verhaal goed te kunnen verstaan, is het besef dat het zich ten oosten van Eden afspeelt. Buiten de plek van geluk. Het draagt daarom zowel een waarschuwing in zich als een verlangen naar troost en barmhartigheid.
Ten oosten van Eden
De Amerikaande auteur John Steinbeck schreef een boek over de broedermoord, met als titel Ten oosten van Eden. In het vierde hoofdstuk schrijft hij: “De diepste angst die een kind kan overvallen is niet geliefd te zijn. Verwerping is de hel die het vreest. Ieder mens heeft verwerping wel in meer of minder mate gevoeld. Met verwerping komt de toorn, met de toorn komt, als wraak, de misdaad en met de misdaad het schuldgevoel. Zie daar de geschiedenis van de mensheid”.
De auteur heeft herkend dat het verhaal van Kain en Abel gaat over mensen van alle tijden. Een verhaal dat laat zien hoe belangrijk het is dat een mens het vertrouwen heeft dat hij geliefd is en zich niet door angst en (in het spoor daarvan) door vergelding laat leiden.
Broers
Het verhaal begint met een offer. Dit klinkt heel eenvoudig, zoals we dat uit de Bijbel gewend zijn. De broers brengen het beste van wat ze hebben, Kain van het land en Abel van zijn kudde. Uitleggers hebben hierin een eeuwenlange spanning gezien tussen akkerbouwers en veehouders. Twee verschillende manier van omgaan met de aarde die in het verleden gebotst hebben. Maar het gaat om meer dan dat.
De twee zijn broers. Het zijn geen vreemden van elkaar, ze zijn verbonden. Dit is een spoor dat door de hele Bijbel heen loopt. Wij kunnen nooit een mens afwijzen, want altijd klinkt als ondergrond: ‘het is je broer’ (of je zuster). We kunnen elkaar niet negeren, want we zijn altijd verbonden. Beide broers brengen een offer, ze willen laten zien dat het werk van hun handen vrucht heeft gedragen. Ook hier is het belangrijk te bedenken dat het zich ten oosten van Eden afspeelt. Mensen geven zich hier niet meer bloot, durven niet kwetsbaar te zijn, terwijl dat in het Paradijs juist wel kon.
Angst
Ten oosten van Eden is alles anders. Daar leeft een mens niet meer van liefde en vertrouwen. Daar grijpt de angst een mens om het hart. Beide broers voelen dat ze zich moeten bewijzen en willen niets liever dan erkenning. De ene, Abel, krijgt het wel, de ander, Kain, wordt verworpen. Waarom? We weten het niet, de Bijbel laat dat in het midden. Waarom wordt de ene mens gezien en de ander niet? Het feit dat dat gebeurt in alle tijden is genoeg om zorg over te hebben.
Zelfs God is anders in dit verhaal. Want wat zegt hij tegen Kain? Wat moet je tegen een kind zeggen dat zich niet geliefd voelt? ‘Pas op, want je bent nu boos, maar als je daarnaar handelt, word ik nog bozer op jou dan jij op mij’? Wat als God gezegd had: ‘Maar Kain, ik houd net zoveel van jou’. Misschien was dan de boosheid weggeëbd en het verhaal in vrede geëindigd. We hopen nog steeds dat dit kan en dat dit niet het noodlot is, maar een uitnodiging om niet deze kant van mensen zijn gang te laten gaan.
De enige vraag
Kain sprak tot Abel, maar als de broers in het veld zijn, zijn de woorden blijkbaar doodgebloed en neemt het geweld over. Kain wordt daarvoor ter verantwoording geroepen. God vraagt hem: ‘Mens, waar is je broeder?’. Deze vraag is nog even actueel als toen. Het is misschien wel de enige vraag die door de hele Bijbel en de mensengeschiedenis heentrekt. Als een mens aan zijn eigen betekenis twijfelt, ziet hij de ander niet meer staan.
Wie zelf met een hart vol angst zit, ziet de ander als bedreiging en krijgt de neiging anderen te veroordelen of erger. Kain wijst Gods vraag af en wordt veroordeeld. Maar aan het eind schijnt er weer een klein beetje licht door. Als Kain bang is dat hij gedood zal worden, geeft God hem het Kainsteken, dat iedereen verbiedt hem te doden. Het moorden moet niet doorgaan. Uiteindelijk, ook in dit moeilijke verhaal zegenvieren de liefde en het vertrouwen. Kain en Abel huizen in ieder mens. Kain is daadkrachtig, neemt alles zelf bij de hand, hoe ver hij daarvoor ook moet gaan. Over Abel horen we niets, zijn naam betekend ‘lucht’. Hij verbeeldt de ontvankelijke kant van mensen, het zwijgen en in zich opnemen. Beide kanten zijn nodig. Ieder mens mag er zijn en weten dat God van hem houdt. Onze enige opdracht is om antwoord te geven als die vraag klinkt: mens, waar is je broeder?