De maand november begint met Allerheiligen. Aan de vooravond daarvan, in het jaar 1517 spijkert een tot dan toe onbekende monnik zijn 95 stellingen op de deur van de slotkapel in Wittenberg.
Deze kerk maakte deel uit van de universiteit, die in 1502 gesticht werd door keurvorst Frederik de Wijze (1463-1525). Vijf jaar eerder vond hier een promotie-plechtigheid plaats, toen diezelfde monnik promoveerde tot doctor in de theologie.
500 jaar Reformatie
Of Luther daadwerkelijk zijn stellingen op de deur heeft gespijkerd blijft een vraag. Het beeld van de monnik met de hamer is echter niet meer weg te denken en feit is, dat er uiteindelijk een beweging op gang is gekomen, die Reformatie wordt genoemd en dit jaar een half millennium onderweg is.
Boete
Wie de 95 stellingen leest, merkt dat ze een doorlopend betoog vormen, dat op academische wijze in punten is onderverdeeld. Maarten Luther wilde een gesprek op gang brengen over de kwestie van de aflaten. Het stuitte hem tegen de borst, dat vergeving voor geld werd verkocht en dat het belangrijkste buiten beeld bleef, namelijk het besef van berouw en het doen van boete. Daarom luidt de eerste stelling:
Toen onze Heer en Meester Jezus Christus zei: ‘Doet boete’ enz. (Matth. 4: 17), wilde Hij dat het hele leven van zijn gelovigen een voortdurende boete zou zijn.
Herstelwerk
Boete klinkt in het Nederlands niet vriendelijk en wordt vooral geassocieerd met een overtreding, die je geld kost. Maar boete kan een veel positievere betekenis krijgen als we naar de wereld van de vissers kijken. Een visser die zijn netten ‘boet’ is bezig met herstelwerk en dat is de kern van wat met boete in godsdienstige zin bedoeld wordt. Het gaat om de wens om goed of heel te maken. Wie een ander gekwetst heeft of kwaad gedaan kan vanuit de kracht van vergeving proberen te herstellen wat gescheurd of gebroken is. Soms lukt dat niet omdat betrokkene niet meer leeft of onbereikbaar is. Dan kan boete een andere vorm aannemen. In de tijd van Luther was het niet ongewoon om geld aan kerken, armen- of ziekenhuizen te geven als blijk van dankbaarheid voor ontvangen vergeving. Diezelfde wens bracht mensen op het pelgrimspad en ook dat kon een louterende werking hebben. Zoals mensen nu lopend of fietsend naar Santiago de Compostella gaan en daar een stempel in hun pelgrimspas krijgen, zo werd in de tijd van Luther een aflaat verstrekt. Luther kon deze praktijk van harte beamen, zoals uit zijn derde stelling valt te lezen:
Het heeft ook niet alleen betrekking op de innerlijke boete, ja de innerlijke boete is niets, als deze niet uiterlijk op allerlei wijze de versterving van het vlees bewerkt.
Letterlijk en lijfelijk
De taal is die van een monnik, die weet wat het is om hard voor je eigen lichaam te zijn, door vasten, kou en het schuren van de grove stof van zijn pij, maar de bedoeling is duidelijk. Leven van vergeving heeft praktische gevolgen. Je moet er ook letterlijk en lijfelijk wat voor doen en bij voelen. Wie hier bij stil staat, begrijpt dat het kopen van een aflaat indruist tegen de bedoeling van boete doen. Dan wordt er niets meer hersteld en raakt vergeving en het ontvangen van genade niet meer aan het leven van mensen zelf. Ook de gedachte dat de kerk een soort ‘tegoed’ bezit op een hemelse ‘bankrekening’ en daarvan (karig) kan uitdelen aan gelovigen, die zich aan de regels van de kerk houden, kan Luther niet bekoren. Daarom benadrukt hij kort en krachtig in zijn 63e stelling:
De ware schat der Kerk echter is het heilig Evangelie van de heerlijkheid en de genade van God.
Genade
Daarin komt het woord naar voren, dat voor Luther zo belangrijk geworden is en nog steeds kan zijn, mits we het vertalen en uitleggen voor de tijd van nu. Dan wordt ‘sola gratia’ (alleen door genade) niet een vroom nietsdoen, maar een krachtig motto om goed te zijn en goed te doen.
Zondig dapper!
Genade klinkt net als boete niet actueel en niet positief. Het roept zelfs een gevoel op van vernedering. Wie van genade moet leven, redt het blijkbaar niet zelf en moet de hand ophouden. Het lijkt me dat we Luther de eer geven die hem toekomt, als we zijn woorden niet klakkeloos nazeggen, maar er mee aan het werk gaan. Een mooi woord dat de intentie van genade goed kan weergeven is ‘acceptatie’ of ‘aanvaarding’. Genade betekent dan dat een mens zichzelf in Gods licht weet te aanvaarden en dat ook aan anderen gunt. Wat dat in de praktijk betekent valt te lezen in een brief die Luther aan zijn vriend Melanchton schrijft:
Van tijd tot tijd waren we moe, gebroken, we hadden geen zin en zijn beneden ons niveau blijven steken […] En nu bidden we God dat Hij ons vergeeft, omdat we het niet meer kunnen veranderen. Het is nu eenmaal zo. Maar geloof je werkelijk dat het morgen anders zal gaan? Dat we enkel omdat we acht uur hebben geslapen nieuwe mensen zouden zijn? […] We zouden eenvoudig de moed niet kunnen opbrengen de dag van morgen te leven zonder het vertrouwen in God, dat Hij ons vergeeft wat we hebben gedaan, wie we zijn en wat we nog zullen doen. Alles ligt bij God. Zondig dus dapper in dit vertrouwen.
Breng rustig de moed op iets verkeerd te doen. Het is beter iets verkeerd te doen dan helemaal niets te doen. Dit is wat het betekent om met moed in de ruimte van Gods vergeving de dag te beginnen. Dat is door en door Luthers en zo kan dat oude woord ‘genade’ mensen op een nieuw spoor zetten.