Luther biografie deel 18

Maarten Luther, Rebel der Genade

Deel 18

Het lijkt niet waarschijnlijk dat Maarten de tweemansdelegatie naar Rome heeft aangevoerd. Met zijn 28 jaar is hij daar te jong voor, maar zelfs als tweede man is de opdracht die hem wordt toevertrouwd een bijzonder eervolle.

Vicarisgeneraal Johann von Staupitz vindt het een geschikte gelegenheid om deze talentvolle monnik ervaring op te laten doen in kerkpolitieke zaken en daarnaast gunt hij hem de geestelijke winst van een pelgrimstocht naar het heilige Rome. De aflaten die Maarten daardoor kan verwerven zullen hopelijk een rustgevende invloed hebben op zijn kwellende besef tegenover God altijd te kort te schieten.

 

Te voet naar Rome

Na zijn tijdelijke terugkeer naar Erfurt, heeft Maarten in het voorjaar van 1511 zijn colleges in Wittenberg hervat. In oktober van dat jaar maakt hij zich op om samen met Johannes von Mecheln te voet naar Rome te gaan.* De kloosterregel schrijft voor dat monniken met z’n tweeën moeten reizen en dat ze achter elkaar dienen te lopen, zodat er geen tijd verdaan wordt met zinloos gepraat. De af te leggen afstand is zo’n 1600 kilometer en met dagmarsen van tussen de 30 en 40 kilometer en de nodige rustdagen zijn ze krap twee maanden onderweg. De meeste nachten slapen in ze kloosters, het liefst in die van hun eigen orde, maar af toe moeten ze de nacht doorbrengen in de open lucht. Het is herfst en de winter staat voor de deur. Onderweg is het vaak koud en vochtig en deze tocht stelt hun weerstand danig op de proef. Maar het verlangen naar Rome te gaan is groot en de voeten kunnen het hart nauwelijks bijhouden.

 

Van plaats naar plaats

Van Wittenberg trekken ze langs Leipzig naar Coburg en verder via Neurenberg en Biberach naar Bregenz aan het Bodenmeer. Als het Alpenmassief in beeld komt, is Maarten vol verwondering over het reusachtige gebergte dat God hier opgehoogd heeft.

De reis gaat verder naar Chur, en dan over de Septimerpas naar Chiavenna. Bij het Comomeer aangekomen denkt Maarten aan Augustinus, die zich hier graag terugtrok op een landgoed dat hij Cassisiacum noemde. In Milaan leest Maarten de mis in een kerk, die de voorloper is van de latere Sant’Ambrogio. Hij herinnert zich dat Augustinus in deze kerk is gedoopt en dat bij die gelegenheid het ‘Te Deum’ is ontstaan. Als ze verder naar het zuiden trekken komen ze in oorlogsgebied en moeten nog voorzichtiger zijn. Overal stuiten ze op sporen van dood en vernietiging en het gaat Maarten aan het hart dat notabene de Paus (Julius II) hier medeverantwoordelijk voor is. Julius vecht tegen de Franse koning Lodewijk XII om de kerkelijke staat uit te breiden. Zijn grote door Michelangelo vervaardigde standbeeld staat nog op het plein voor de Dom, als Maarten en zijn metgezel Bologna binnenkomen.

Samen betreden ze de San Petronio. Véélkleurig licht straalt door de glas-in-lood ramen naar binnen en de hoge gotische gewelven benadrukken de nietigheid van de mens. Een indruk die bij Maarten nog versterkt wordt door de schildering van het laatste oordeel van Giovanni da Modena. Zelden is het leed van de verdoemden zo dramatisch verbeeld.

 

De heilige stad

Na Bologna gaan ze verder naar Florence en Siena. En dan, aan het einde van de maand november, verrijst uit het stof van Latium eindelijk de Aureliaanse muur van Rome. Zoals alle noorderlingen komen ze de stad binnen via de Porta Flaminia (de Vlaamse Poort).

Maarten valt op zijn knieën. Dit is de stad van Petrus en Paulus, oorsprong en centrum van de kerk! Niet de latere reformator zien we hier, maar een overtuigd katholieke monnik op één van de indrukwekkendste momenten van zijn leven. Het ligt voor de hand dat de broeders hun intrek nemen in het convent van de Augustijners aan het Piazza del Popolo. Ze moeten echter nog een eindje verder. Hun doel is het klooster van Sant’Agostino, waar de leiding van de Augustijner orde zetelt. Vanaf het plein slaan ze daarom de via di Ripetta in. De straat is ongeplaveid met af en toe een verdwaald huis te midden van weiden en akkers. In de verte aan de overkant van de Tiber zien ze de Engelenburcht, waarop de aartsengel Michael met getrokken zwaard waakt over de stad. Iets verder dan de Engelenburcht staan hoge steigers. Donato Bramante (1444-1514) heeft de oude Pieterskerk neergehaald en op haar fundament verrijst een nieuw en veel groter paleis voor God. Het doet Maarten denken aan het bouwen van de toren van Babel…

 

Beroemde leeftijdsgenoot

Nadat ze aan het enorme grafmonument van keizer Augustus voorbij zijn getrokken komen ze aan in de Sant’Agostino. Het is er allesbehalve stil en als ze ontdekken waar het rumoer vandaan komt, zien ze een groepje mensen rondom een man met lange zwarte haren, die een penseel in zijn hand houdt. Maarten kan niet weten dat hij hier oog in oog staat met zijn beroemde leeftijdsgenoot Rafaël van Urbino (1483-1520), die de laatste hand legt aan een schildering. Aan het Hebreeuws herkent Maarten dat het om de profeet Jesaja gaat.

Rafaël, De profeet Jesaja, 1512, Basilica di Sant’Agostino, Rome

Aflaten verzamelen

In het klooster wordt hun onderdak geregeld en in spanning wachten ze af tot Egidio da Viterbo hen kan ontvangen. Deze generaal prior van de Augustijner orde staat op het punt om voor een langere missie af te reizen naar Toscana, maar maakt nog tijd voor de beide Duitse monniken. Het blijft gissen naar wat ze precies besproken hebben en hoe dit het conflict tussen de Augustijner kloosters in Duitsland zal oplossen. Feit is dat ze bijna een maand in Rome doorbrengen en slechts af en toe een zakelijke ontmoeting hebben. Maarten gebruikt zijn tijd om alle zeven pelgrimskerken van Rome af te lopen en daar missen te lezen. In zijn ijver gaat hij zelfs zover dat het hem ergert dat zijn ouders nog niet gestorven zijn. Hoeveel tijd in het vagevuur had hij hen hier niet kunnen besparen!

Wat hem ook tegen de borst stuit is de drukte en het gedrang. Als hij eindelijk aan de beurt is om in een pelgrimskerk de mis te lezen, manen ze hem tot spoed. Het rappe tempo (acht missen in een uur kunnen sommigen afraffelen), de onzorgvuldigheid en zelfs spot maken hem somber en boos. Als hij op zijn knieën de Scala Santa beklimt bekruipt hem de twijfel. Is dit werkelijk ergens goed voor?

 

Teleurstelling

De tocht naar Rome, waar hij zo naar heeft verlangd verandert gaandeweg in een teleurstelling. Hoe kan het dat de paus zich de voeten laat kussen? Heel Rome lijkt een travestie van het Evangelie.

In januari 1512 keren Maarten en Johannes langs gescheiden wegen terug naar Augsburg en Wittenberg. Zo is de kans groter dat de instructies die ze hebben meegekregen daadwerkelijk aankomen.

Het weerzien met von Staupitz is hartelijk en deze heeft nog iets bijzonders voor Maarten in petto. Het is de bedoeling dat hij nog datzelfde gaat promoveren tot doctor in de theologie…

 

*Een kanttekening is hier op z’n plaats. De reis van Luther naar Rome is nog steeds gehuld in raadselen. Onder (kerk)historici is er onenigheid over het jaar van vertrek (1510 of 1511), het punt van vertrek (Erfurt of Wittenberg) wie Luther’s metgezel was (er zijn meerdere opties), wie zijn opdrachtgever was (von Staupitz of juist diens tegenstanders) en de route van de terugreis, (via Noord-Italië of via Zuid-Frankrijk). Ik volg hier het onderzoek van Hans Schneider, (Martin Luthers Reise nach Rom –neu datiert und neu gedeutet, Berlijn/New York 2012), dat deels gebaseerd is op recent aan het licht gekomen bronnen. Omdat deze bronnen geen volledig beeld bieden, Luther zelf geen dagboek heeft bijgehouden en zijn latere terugblikken onnauwkeurig zijn, blijft de precieze reconstructie van zijn reis onzeker. 

 

ds. Bert L. van der Woude

Sinds april 2000 werk ik als predikant binnen wat nu de Protestantse Gemeente Winschoten (PGW) heet. De eerste zeven jaar nog in combinatie met de gereformeerde kerk van Westerlee en nu ruim tien jaar volledig in Winschoten.

Plaats een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *