Maarten Luther, Rebel der Genade
deel 15
Vanaf het moment dat de nieuwe monnik bij Johann von Staupitz is opgevallen, gaat het snel met zijn ‘carrière’. In de maand december van het jaar 1506 wordt Maarten door de bisschop van Erfurt, Johann Bonemilch, tot subdiaken gewijd, op 27 februari van het volgende jaar tot diaken en in datzelfde jaar op 3 april tot priester.
Dit tempo is ook voor hem zelf een wonder. Nog geen twee jaar nadat hij aan de poort van het Augustijnenklooster heeft aangeklopt en afscheid heeft genomen van zijn vrienden is de student rechten een gewijd priester, die tot de studie van de theologie is toegelaten en zich voorbereidt om te promoveren tot doctor in de theologie.
Oog in oog met God
Nu hij priester is, komt het moment dat hij zijn eerste mis mag opgedragen. Hij ervaart dit als een hoge berg met steile afgronden. Hij zal het miswonder moeten voltrekken en oog in oog met God zelf staan. Hij zal God aanroepen om met de Allerhoogste te communiceren in woorden en daden, dat wil zeggen in het aanroepen en de gebeden van de consecratie. Op dat allerheiligste moment vindt de verandering (transsubstantiatie) plaats van brood en wijn in lichaam en bloed van Christus. Op deze gang van zaken steunt het geloof van hem en zijn medegelovigen; op het offer en de aanwezigheid van God in de mis. Voor de monnik Maarten is God geen beeld, geen symbool, geen metafoor en ook geen voorstelling of principe, maar bestaat hij op een daadwerkelijke manier. We kunnen zelfs zeggen, dat in wezen God voor hem werkelijker (reëler) is dan hij zelf. God is zogezegd de enige werkelijkheid (realiteit), nog werkelijker dan zijn vader, moeder, zijn familie en medebroeders dat zijn.
God als Rechter
Over God wordt gesproken en nagedacht, meer dan over alle andere dingen, terwijl men toch zo weinig van God weet. Zichzelf troosten met God als een liefdevolle vader is een illusie, want de rechtvaardigheid van God is verschrikkelijk. God is de grote Rechter en alle mensen moeten zich voor hem buigen. God ziet in die hoedanigheid de kleinste misstap van iedere levende ziel. Niet dat dit alles helemaal duidelijk is, want God als Triniteit schept ook verwarring. Staande voor God de Vader wijst Christus op zijn wonden en pleit samen met de Heilige Geest voor de mensen. Tegelijk is hij echter zelf rechter. Voor Maarten is Christus de rechter met het zwaard, wiens oordeel bovenmatig streng en rechtvaardig is. Pas veel later zal hij in zijn zoektocht de liefdevolle Christus ontdekken en verdwijnt Christus als rechter en als koning naar de achtergrond. Deze voorstellingen zijn echter springlevend binnen de kerk van Rome, waar de Paus inspiratie vindt in het koningschap van Christus en zichzelf beschouwt als de plaatsvervanger van Christus op aarde. Pausen zien in die tijd Christus (en zichzelf) als koning der koningen en niet als de dienaar der dienaren.
De strenge richter die Christus voor Maarten is, stelt voor iedere overtreding een rechtvaardige straf vast en mensen bezitten niet het vermogen om voor God niet schuldig te worden. Ieder mens draagt al vanaf de geboorte deze schuld met zich mee.
Luther voor moderne gelovigen
Als moderne gelovigen hebben we veelal dit algemene en boven individuele schuldgevoel losgelaten of zijn daarmee bezig. Maar tegen welke prijs? Eugen Drewermann benadrukt in zijn boek over Luther de beperktheid van onze moderne vrijheid. In het debat tussen Luther en Erasmus over de vrije wil kiest hij de kant van Luther. Waarom? Luther heeft oog voor de menselijke nood en het belang van de onvoorwaardelijk toewending van God.
Hij ontdekt dit door het lezen van de Bijbel en argumenteert met behulp van Bijbelteksten. Daarin ligt zijn grootheid, maar ook zijn tijdgebondenheid. Van gelovigen in deze tijd wordt daarom een verdere ontwikkeling en uitwerking gevraagd. Dat kan, zoals Drewermann dat doet, door aandacht voor de menselijke angst en vervreemding van zichzelf. Die vraagt niet om een moreel oordeel of oplossing, maar om het leren leven in vertrouwen.
Een originele variant op dit denken is te vinden in werk van de jonge Ierse theoloog Peter Rollins, die in mensen een diepgaand en verontrustend gevoel van verlies waarneemt, zodra een mens zich van zichzelf bewust wordt. Hij beschrijft het als een hongergevoel dat nooit door enig object of objecten kan worden gestild. Niet ieder mens beseft dit en zal het desgevraagd zelfs ontkennen, maar de praktijk spreekt een andere taal en daarin komen mensen vaak gevaarlijk dicht bij wat Luther ‘werken‘ noemde. Het is de moeite waard om deze moderne uitwerkingen van Luthers gedachten verder te volgen en ik zal er de nodige keren op terugkomen. De titel van het boek van Peter Rollins is er intrigerend genoeg voor: ‘Verslaafd aan God’. Dat doet denken aan wat Maarten Luther ooit schreef: “vertel me wat jou het allerbelangrijkste is op aarde en ik zal je vertellen wie je God is”.
Voor volk en vader
We keren terug naar het begin van de zestiende eeuw in Erfurt. Voor de monnik en kersverse priester Maarten, die zich diep schuldig voelt, is een mens zonder schuld noch denkbaar, noch voorstelbaar. De positieve kant van dit alles is dat een mens zich bewust wordt van zijn eigen verantwoordelijkheid in dezen. Wie niet nadenkt over schuld loopt het gevaar het vermogen voor verantwoordelijk zijn te verliezen.
Vol met deze gedachten zal Martin zijn eerste mis gaan opdragen. Hij is bang, want wat als hij een fout maakt en faalt in dit heilige moment? Dat zijn familie er bij is en vooral zijn vader maakt het er niet makkelijker op. Maarten heeft zijn vader op de hoogte gesteld van zijn keuze op het moment dat hij novice is geworden. In een brief probeert hij zijn beweegredenen uit te leggen, maar weet dat hij zijn vader diep gekwetst heeft. Hopelijk zal deze begrijpen dat Maarten aan God meer gehoorzaamheid verschuldigd is.
Dat vader Hans zich uiteindelijk verzoend heeft met de keuze van zijn zoon, blijkt uit zijn aanwezigheid bij diens eerste mis en uit het royale geschenk dat hij voor het klooster van de Augustijner Eremieten in Erfurt meeneemt.

Met de rug naar de gemeente
In zijn voorbereiding op dit belangrijke moment heeft Maarten geleerd dat de mis vooral een offer is. Daarin is hij zelf de middelaar. Hij brengt het offer, maar is tegelijk zelf offer, want als priester is hij een bijzonder iemand. In de kerk wordt dat letterlijk zichtbaar in de scheidingswand (doxaal). Daarvóór zitten de leken in het schip van de kerk en daarachter zitten de monniken of koorheren in het koor. Deze scheiding is heel strikt. Dat is niet altijd zo geweest, maar is een latere middeleeuwse ontwikkeling die de macht van de kerk toont.
In het koor staat de priester met de rug naar de gemeente. Hij neemt in een nauwkeurig vastgesteld ritueel hostie en wijn tot zich. De leken zien de hooggeheven kelk, maar krijgen enkel de hostie op de tong. Maarten zal daar niets verkeerds in hebben gezien, want schrijft de apostel Paulus niet dat sommige gelovigen nog zuigelingen zijn, die niet alles kunnen verdragen (1 Kor. 3)?
We zullen zien hoe hem vergaat als hij daadwerkelijk zijn eerste mis opdraagt.