Maarten Luther, Rebel der Genade
Deel 8
De faculteit der rechten viert op 19 mei 1505 de dag van de heilige Ivo (1014-1115), schutspatroon van de juristen, met een mis in de dom van Erfurt. Maarten zit te midden van professoren, docenten en studenten die de rang van magister hebben verworven. Steeds duidelijker voelt hij dat hij op de verkeerde plaats is.
Ook al ontroert de mis hem, toch kan hij niet delen in de vreugde van zijn medestudenten. Met waarheid heeft de rechtenstudie niets te maken en het gaat hem nu juist om de waarheid. De studie bestaat vooral uit een reeks wetten, die uit het hoofd geleerd moeten worden. Stampwerk dus, met als basis het ‘corpus iurus civilis’ en de kanttekeningen daarbij. Deze zogeheten ‘glossen’ (glossa ordinaria) zijn opgetekend door de Italiaanse jurist Accursius (1182-1263) en het zijn er bijna 100.000! Het hele leven wordt er mee geregeld en wie in de rechtszaal andere argumenten gebruikt dan in de glossen verwoord, maakt geen kans.
Eindelijk de Bijbel helemaal lezen
Maarten maakt gebruik van zijn status als magister om de Bijbel te mogen lezen en hij leest de hele Vulgaat (Latijnse Bijbelvertaling) in de universiteitsbibliotheek. Daarin onderscheidt hij zich van zijn tijdgenoten. Bijbelkennis stoelde voornamelijk op bronnen uit de tweede hand, op wat kerkvaders en theologen als commentaar hadden geschreven. Wat wij nu normaal vinden, was toen uitzonderlijk. Het riep wantrouwen op in plaats van achting.
Als we voor ogen houden waar Maarten hier mee bezig is, begrijpen hoe hij later met zijn precieze Bijbelkennis kan verassen en overtuigen of op z’n minst twistgesprekken weet te winnen. Al lezend stelt hij vast hoe onvolledig en beperkt zijn geloof is. Christus zal als wereldrechter over hem oordelen en hoe valt zijn vroomheid dan in het niet bij iemand als Job? Maarten leest de Bijbel met in zijn achterhoofd de beelden die door boetepredikers worden opgeroepen en daadwerkelijk zichtbaar zijn bij de publieke executies.
Vertroosting van de filosofie
Naast de Bijbel leest hij nog een ander boek, dat zijn leven sterk beïnvloedt, namelijk ‘De vertroosting van de filosofie‘ van Boëthius (480-526). Deze aristocratische schrijver wacht in de gevangenis op zijn terechtstelling. In het boek dat hij daar schrijft, roept hij zijn lezers (onder wie Maarten in Erfurt) op de hoop niet te vestigen op vrouwe Fortuna (met haar aandacht voor rijkdom, geluk, macht en aanzien) maar zich te wijden aan de christelijke deugden. Hoe meer een mens zich in de geest richt op God, des te minder zal hij afglijden naar de geneugten van het lichaam. Die houden een mens alleen maar gevangen in het donker, terwijl de ware bestemming het licht is. Boëthius legt de verantwoordelijkheid voor de keuze bij mensen zelf en dit weegt zwaar op Maarten.
Wat moet hij doen? God heeft hem de vrijheid gegeven om te kiezen en daarmee een eigen verantwoordelijkheid, waar hij bij het eindgericht op zal worden aangesproken. Al zijn hoop moet hij op God stellen en zijn gebeden kunnen daarbij helpen. Voor Gods aangezicht is geen andere richting mogelijk. Deze gedachten zetten Maarten volledig klem. Hij moet colleges geven, maar in de rechtenstudie vindt hij niet wat hij zoekt en ondanks de gezelligheid ook niet bij zijn humanistische vrienden, die goed beschouwd hun tijd verdoen met ijdele bezigheden.
Dat hij het goed doet in zijn studie helpt hem niet. Zijn hart wordt getrokken naar de theologie, maar heeft hij daar tijd voor en hoe vertelt hij het aan zijn vader?

Wikken en wegen
Theologie studeren kan langs twee verschillende wegen. Óf hij wisselt van faculteit (van rechten naar theologie) óf hij wordt monnik. Omdat hij niet van adel is en dus geen uitzicht heeft op een (hoge) positie binnen de kerk, biedt een studie aan de theologische faculteit een hoogst onzekere toekomst. Zijn hardwerkende vader zal hem daarbij financieel niet helpen, want ofschoon vroom heeft hij geen hoge pet op van de geestelijke stand.
Monnik worden betekent echter een volledige breuk, een echte bekering en totale verandering van zijn leven. Wie monnik wordt, sterft voor de wereld. God dienen is het enige doel dat dan nog telt. Maarten twijfelt. Nog steeds geniet hij van het gezelschap van zijn humanistische vrienden en ook het andere geslacht roept verlangens bij hem wakker. Hij is een gezonde jongeman van 21 en niets wijst er op dat het pas Katharina von Bora is die hem in de geheimen van het spel tussen man en vrouw inwijdt.
Confrontatie met zijn vader
Als de pest uitbreekt in Erfurt neemt ook Maarten de wijk en zoekt een veilig heenkomen bij zijn ouders in Mansfeld. Voorzichtig probeert hij bij zijn vader begrip te wekken voor zijn voornemen theologie te gaan studeren. Terwijl Hans Luder zijn zoon uit respect met ‘u’ is gaan aanspreken en hem hartelijk verwelkomt, wijkt alle vreugde uit zijn hart en van zijn gezicht als Maarten over zijn aanvechtingen begint en over een mogelijke studiewissel.
Met samengeknepen lippen informeert zijn vader:
“Wat bedoel je?”
“Dat de rechtenstudie niet de goede weg voor mij is”
“Maar?”
“De Theologie!”
Hans Luder slaat met zijn vuist op tafel en vraagt of zijn zoon een nietsnut wil worden. Of het mooie leven dat zijn vader met hard werken en zelfbeperking mogelijk maakt hem naar het hoofd gestegen is? Geen denken aan dat hij theologie mag studeren. Zijn familie werkt voor hem en daarom is hij bestemd om voor zijn familie te werken. Niks God die hem roept, maar de duivel heeft hem te pakken.
“Wie in Erfurt heeft je behekst? Je gaat door met je rechtenstudie en na je eerste jaar wordt er getrouwd, meneer de magister!”
Tegenspraak is onmogelijk. Als zoon moet hij voor de wil van zijn vader buigen. Nu weet hij helemaal niet meer wat hij moet doen. Als het werkelijk tot een huwelijk komt kan hij monnik noch priester worden. Het huwelijk is heilig en mag als sacrament niet verbroken worden.
Donkere wolken
Met een bezwaard gemoed keert hij terug naar Erfurt en terwijl hij op 2 juli vol tweestrijd bij het dorpje Stotternheim aankomt, verduisteren donkere wolken zijn verdere weg en slaat de bliksem vlak naast hem in…