Samenvatting van de overdenking op Palmzondag 9 april
Naar de lezing van Johannes 12: 12-26
Vanwege het reformatiejaar volgen we het Evangelisch-Luthers leesrooster. Voor de Palmzondag staat de lezing over Jezus’ intocht in Jeruzalem op het rooster. In de traditie van de Lutherse kerk wordt deze lezing twee keer per jaar gelezen: op eerste zondag van advent en op de eerste zondag waarmee het paasfeest begint.
Een koning op een ezel
Zoals Johannes het vertelt, klinkt het allemaal wat onbeholpen. Jezus zag een ezel staan en hij ging erop zitten. Er gaat geen voorbereiding aan vooraf, zoals in de andere evangeliën. Er is geen doordacht plan. De gebeurtenis is van een grote nederigheid en bescheidenheid. De mensen die hem willen onthalen, roepen echter geen nederige woorden, maar loven hem als de koning van Israël. Ze doen dat met het woord ‘Hosanna’, dat vreugdevol klinkt, maar in werkelijkheid ‘wij bidden u: red ons’ betekent. En dat is wat mensen hoopten. Dat hij zich werkelijk zou betonen als de koning die Israël redt van de onderdrukking.
Wie is deze mens?
Daar zit meteen de spanning in dit verhaal. De vraag is of Jezus zichzelf ooit gezien heeft als koning. Het antwoord hierop is duidelijk: nee. Het verhaal is achteraf bedacht, zegt Johannes eerlijk. In zijn tijd vroegen Jezus’ volgelingen zich af: wie is deze mens en wat betekent hij voor ons nu? Een vraag die ook in onze tijd nog geldt. Voor ons persoonlijk, maar ook maatschappelijk en wereldwijd. Wie is deze mens? Hoe kunnen we hem binnen laten komen in wat we zijn en wie we zijn? En hoe kleurt dat onze daden?
Jezus heeft zichzelf nooit gezien als koning. Als later de woorden ‘Koning der joden’ bovenaan zijn kruis gehangen worden, is dat een regelrechte aanslag op wie hij was en wat hij heeft gewild.
Koning als dienaar
De koning van Israël is altijd een persoon, een ambt geweest met de nodige dubbelzinnigheid. In de Koningspsalm bij uitstek, Psalm 72, staat: ‘Geeft, Heer, de koningen uwe recht en gerechtigheid’. Hier is duidelijk dat God aan de koning de middelen geeft om zijn recht en gerechtigheid uit te oefenen. Het gaat hier om een koning als dienaar en niet als heerser. Maar als je de verhalen bekijkt over koningen van Israël, dan zijn er maar weinigen geweest – zelfs David en Salomo niet – die zich hebben gewijd aan het dienen van hun volk. Een koning is een symbool dat een volk met elkaar verenigd, maar het heeft ook een gevaarlijke kant, want waarom zou een volk de nadruk leggen op zichzelf tegenover een ander volk?
Jezus kan zich nooit in dit beeld gevonden hebben. Hij behoort tot een lange lijn van profeten die de koning juist ter verantwoording riepen als kleine mensen, zonder status, tekort kwamen of over het hoofd werden gezien.
God van alle mensen
Als we teruggaan in de Bijbel, lezen we bij Jesaja en Jeremia dat het voorbij moet zijn met een koning voor maar één groep mensen. God verbindt zich niet aan een koning van maar een groep mensen. God is een God van alle mensen. Zo moet Jezus ook gedacht hebben. Jezus kent geen onderscheid en geen grenzen. Daarom moeten we als het om Jezus gaat het beeld van Jezus als koning van Israël meteen laten varen.
De graankorrel
Maar er is meer aan het verhaal. Behalve de intocht in Jeruzalem lezen we over pelgrims in Jeruzalem, die zich melden bij twee volgelingen van Jezus met Griekse namen: Philippus en Andreas. Deze Joodse pelgrims uit Griekenland willen Jezus zien, dat wil zeggen: ze willen zijn betekenis doorgronden. Jezus spreekt tot hen over zijn dood en komt met het beeld van de graankorrel. Als die niet sterft in de aarde, kan hij geen vrucht dragen. Het is een beeld dat alom bekend is en voor iedereen te begrijpen. Tegelijkertijd is het beeld te algemeen voor de evangelist Johannes. Kan het een mens werkelijk troosten?
Wij willen Jezus zien
Daarom komt die vraag van de twee mannen: wij willen graag Jézus zien. Heel het evangelie concentreert zich op de ene mens. De mens in wie God zichtbaar geworden is, als belofte voor ieder mens. Verderop in het verhaal zegt Jezus: ‘ik trek jullie allemaal naar mij toe’. Ook al weet hij dat zijn leven eindig is, voor God is het eeuwig. God zal hem in majesteit verheffen. En dan gaat het niet om de majesteit van een koning, maar om het leven dat nooit verloren gaat. Wat een mens ook doet, of waar hij ook in gelooft, het heeft zin. Ook al lijkt het tegendeel het geval. Het leven van ieder mens is geborgen van een macht die alles omvat. Een macht die niet berust op geweld, maar op liefde en zachtmoedigheid. Geen macht die zijn recht en gelijk wil halen, maar macht die enkel gestoeld is op barmhartigheid. Liefde is sterker dan de dood.
Maar hoe zien we dat? Kijk, zegt Johannes, naar deze mens. Wat we in hem zien, wat van God in hem zichtbaar wordt, dat geldt voor ons allemaal. Midden in dit leven, maar ook als aan dit aardse leven een einde komt. Er is een toekomst, er is een sfeer van geborgenheid en barmhartigheid die ons in tijd en eeuwigheid uittilt uit boven alles wat naar vernietiging streeft.
Paulus zegt: ‘laat die gezindheid bij jullie zijn, die ook bij Jezus was’. Kijk naar deze mens en dan weet je dat het leven alleszins de moeite waard is. Omdat de kracht waardoor het gedragen wordt, geen andere is dan alleen de liefde.