In de maand januari luisteren we naar verhalen, die zich scharen rondom het begrip ‘Epifanie’. In het nieuwe liedboek begint de Epifaniëntijd op bladzijde 941 met lied 514: “Nu komt de Heer: in zijn hand het rijk, de kracht en de heerlijkheid”.
Epifanie, dat tegelijk het kerstfeest van de Oosters-orthodoxe kerk is, vieren we op 6 januari en het woord betekent “verschijning”. Het feest heeft oude wortels die teruggrijpen naar het antieke heidendom. In Alexandrië bijvoorbeeld werd de geboorte van de zonnegod Aion gevierd. Aion werd geboren uit de maagd Kore. In de nacht van 5 op 6 januari bleven mensen de hele nacht wakker, zongen liederen en speelden fluit. Bij het eerste hanengekraai daalde men af in een donkere grot en haalde een kind te voorschijn, omdat de zon op deze dag op een klein kind lijkt (aldus de Latijnse geleerde Macrobius). Christenen vieren op deze dag de geboorte van de ware zon, de ‘Zonne der gerechtigheid’ (Lied 967) die als onze redder en bevrijder verschijnt. Voor christenen was het belangrijk dat deze verschijning menselijke trekken heeft en zich verbindt met wie wij zijn.
Daarom is de doop van Jezus zo belangrijk als onderdeel van Epifanie. Net als ieder ander mens daalt Jezus af in het water. Ook in hem leeft de wens om schoongewassen en herboren weer boven te komen. Deze wens wordt gezien als een gebaar van solidariteit, alsof Jezus het niet zelf nodig zou hebben. Als mens leeft hij van genade en verschilt daarin niet wezenlijk van ons. Matteüs vertelt in zijn Evangelie: zodra Jezus is gedoopt de hemel zich voor hem opent en hij Gods Geest ziet, die als een duif op hem neerdaalt. Uit de hemel klinkt een stem: ‘Dit is mijn geliefde zoon, in hem vind ik vreugde” (Matteüs 3 : 16-17).
Dit moment moet voor Jezus het allerbelangrijkste zijn geweest. Zich door God gezien en geliefd te weten staat aan het begin van zijn missie en vormt de kern van zijn boodschap en zijn daden. Liefde kan in de ogen van Jezus nooit iets zijn dat mensen kunnen afdwingen of zichzelf toe eigenen. Liefde wordt geschonken en in dankbaarheid aanvaard.
Dat maakt liefde los van prestatie of maakbaarheid. Liefde maakt bescheiden, maar geeft tegelijk kracht. Door de liefde die je geschonken wordt, groei je als mens en vormt zich je identiteit. Dat deze genade verre van neerbuigend en vernederend is blijkt uit het woord ‘vreugde’. Dat God in mensen vreugde vindt, is om ons hart aan op te halen. Dankbaarheid en blijmoedigheid gaan blijkbaar heel goed samen.
Nu in 2017 500 jaar reformatie wordt gevierd, is het mooi om af en toe bij Luther in de leer te gaan. Niet alles wat hem bezielde is actueel, maar zijn visie op de doop is dat wel. Luther werd dikwijls geplaagd door sombere gedachten en depressies. Als hij in dat donker van binnen dreigde weg te zakken, riep hij uit: ‘Maar ik ben gedoopt!” Dat gaf hem houvast. Als feit, maar vooral als gevoel. Om bij alle twijfel te mogen weten dat God vreugde in je vindt. Dat kleurt de wijze waarop je naar je zelf kijkt, maar ook de blik op anderen.

In de Petruskerk in Eisleben waar Luther ooit de doop ontving, is nu een prachtig doopbassin te zien naast het oude doopfont. De gerestaureerde ruimte is heel sober en licht gehouden, met banken die gemaakt zijn van bomen uit de buurt, waaraan geen spijker te pas is gekomen. Geen dwang dus, maar alles past en voegt zich zonder geweld samen. Soms komen mensen van heel ver om zich hier te laten dopen omdat deze plek een groot gevoel van verbondenheid uitstraalt. Van God met mensen en van mensen onderling. Een teken van hoop dat niet alleen daar is te vinden, maar ook in het doopfont in onze eigen kerk.
Deze verbinding vieren we met Epifanie en we hopen dat daar mooie dingen uit tevoorschijn komen. Alle goeds en veel heil en zegen in 2017!